en .
geeft en dus . Je vindt .
Schrijf de bovenste vergelijking als .
Substitutie: geeft . En hierbij hoort .
Schrijf de bovenste vergelijking als .
Substitutie: geeft . En hierbij hoort .
Schrijf de tweede vergelijking als .
Substitutie: en dus . Dit geeft .
Bij hoort en bij hoort
Noem de lengte en de breedte , dan is .
Herleid de tweede vergelijking tot en substitueer dit in de eerste vergelijking: .
Je vindt nu een lengte van m en een breedte van m.
Noem het aantal appels en het aantal peren , dan is .
Herleid de eerste vergelijking tot en substitueer dit in de tweede vergelijking: .
Je vindt nu .
Vermenigvuldig de bovenste vergelijking met en de onderste met . Je krijgt:
Beide vergelijkingen van elkaar aftrekken: geeft . En hierbij hoort .
Schrijf de onderste vergelijking als .
Substitutie: geeft . En hierbij hoort .
Schrijf de tweede vergelijking als en vermenigvuldig de eerste links en rechts van het isgelijkteken met
Substitutie: en dit geeft . Hierbij hoort .
Noem het aantal L-mapjes en het aantal ordners , dan is .
Vermenigvuldig de eerste vergelijking met tot en trek beide vergelijkingen van elkaar af: .
Je vindt nu .
De grafiek van het straalvliegtuig is een rechte lijn door en .
De grafiek van het propellorvliegtuig is een rechte lijn door en .
Straalvliegtuig: .
Propellorvliegtuig: .
geeft .
Ze passeren elkaar om 15:34 uur.
Schrijf de eerste vergelijking als .
Substitutie geeft en dus . Hierbij hoort .
Vermenigvuldig de bovenste vergelijking met en de onderste met en zet alle termen op de juiste wijze onder elkaar. Je krijgt dan
Beide vergelijkingen van elkaar aftrekken geeft en dus dus . Hierbij hoort .
Schrijf de eerste vergelijking als .
Substitutie geeft en dus . Hierbij hoort .
Vermenigvuldig de bovenste vergelijking met en de onderste met . Je krijgt dan
Beide vergelijkingen van elkaar aftrekken geeft en dus dus . Hierbij hoort .
Schrijf de tweede vergelijking als .
Substitutie geeft en dus .
Bij hoort en bij hoort .
Schrijf de tweede vergelijking als .
Substitutie geeft en dus .
Bij hoort en bij hoort .
Als je de gegevens in de formule voor de snelheid stopt dan vind je .
Dit stelsel vergelijkingen oplossen geeft en .
De beginsnelheid is m/s.
Herleid de tweede vergelijking tot .
Substitutie: .
Herleid de tweede vergelijking tot .
Substitutie: .
Noem het aantal kleinere vrachtwagens en het aantal grote vrachtwagens .
Dan vind je .
Dit stelsel vergelijkingen oplossen geeft en .
Er worden grote vrachtwagens aangeschaft.
De opbrengst per maand is en na substitutie van de gegeven formule dus .
De winst is daarom .
De winst is als en de winst is dus maximaal als .
Vermenigvuldig de bovenste met en tel ze bij elkaar op. Je krijgt .
Vermenigvuldig de bovenste met en tel ze bij elkaar op. Je krijgt .
Je hebt nu:
De oplossing van dit stelsel is en .
Je vindt .
Onderste en bovenste vergelijking van elkaar aftrekken: .
Middelste vergelijking met vermenigvuldigen en van bovenste aftrekken en vereenvoudigen: .
Dit stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden verder oplossen geeft en . En deze waarden invullen in één van de drie gegeven vergelijkingen geeft .
Bovenste vergelijking heeft alleen en als onbekenden.
Onderste twee vergelijkingen optellen: .
Je hebt nu een stelsel van twee vergelijkingen met en als onbekenden. Dit oplossen geeft en . En deze waarden invullen in één van de drie gegeven vergelijkingen geeft .
Je hebt uitgedrukt in en uitgedrukt in . Deze uitdrukkingen substitueer je in de derde vergelijking: zodat . En dan is en .
Bovenste twee vergelijkingen van elkaar aftrekken: .
Onderste twee vergelijkingen optellen: .
Deze twee vergelijkingen van elkaar aftrekken: geeft . Daarbij hoort . En dan vind je .
Je hebt al meteen . Dit invullen in de andere twee vergelijkingen geeft:
Beide vergelijkingen optellen geeft en daaruit vind je .
De formule wordt .
Met behulp van kwadraat afsplitsen of met behulp van vind je de top van deze dalparabool.
Ga weer uit van en stel een stelsel van drie vergelijkingen met onbekenden , en op. Los dit stelsel op en je vindt . De top van deze dalparabool is .
Noem het aantal kcal per gram eiwit , per gram vet en per gram koolhydraten gram. Stel nu drie vergelijkingen met deze drie onbekenden op. (Je kunt er wel vier
opstellen, die vierde is niet nodig voor de berekening, maar wel een mooie controle.)
Los vervolgens het stelsel op.
Je zou moeten vinden: in gram vet zitten kcal, in gram koolhydraten zitten kcal en in gram eiwit zitten kcal.