Schrijf deze formules zo, dat `y` is uitgedrukt in `x` .
`4x-4y=12`
`x * x + 4 * y = 8 * x^2 - 4 * x`
`2 x y = 0,4 x + 200`
`x - 4 y^2 = 2`
Schrijf als één breuk.
`x/2+2/x`
`3/ (4 x) // 5/(2x)`
`(x+1)/x + 1/(2 x)`
`(4x)/(7)*(3y)/2`
Om je schoenmaat te bepalen kun je de formule `s=1,5(v+2)` gebruiken, hierbij is `v` de voetlengte in centimeters is en `s` de schoenmaat.
Welke schoenmaat hoort er bij een voetlengte van `25` centimeter?
Druk `v` uit in `s` en bepaal met deze formule wat de voetlengte moet zijn, bij een schoenmaat van `42` .
Werk eerst de haakjes uit en ontbind daarna in factoren.
`( x - 4) ( x + 3) - 8`
`( x + 3 ) ( x - 2 ) + 4 x - 8`