Werken met formules > Ongelijkheden
123456Ongelijkheden

Verwerken

Opgave 7

Los de ongelijkheden algebraïsch op.

a

`x^3 > x`

b

`x^3 ≤ 80 x - 2 x^2`

Opgave 8

Los de ongelijkheid `t/(t^2+1) < 0,25` op. Rond af op één decimaal.

Opgave 9

Gegeven is de functie `y = ( x^2 - 4 ) ( x^2 - 9 )` .

a

Los algebraïsch op: `y ≤ 0` .

b

Los op: `y < 36` .

Opgave 10

Twee kaarsen worden tegelijkertijd aangestoken. Voor kaars I geldt de formule `L_(text(I))=20-2*sqrt(10t)` en voor kaars II de formule `L_(text(II))=30-4t` . In deze formules is `L` de lengte van de kaars in centimers en `t` de tijd in uren.

a

Welke kaars is als eerste opgebrand?

b

Stel beide kaarsen worden tegelijk aangestoken. Hoelang is kaars II groter dan kaars I?

Opgave 11

Een bedrijf maakt gebruik van de winstformule `W=text(-)0,5q^3+5q^2+12q-10` . Hierbij is `q` het aantal geproduceerde producten in honderdtallen en `W` de winst in duizenden euro.

a

Bereken de winst als er `1000` producten worden geproduceerd.

b

Het bedrijf wil dat de winst groter is dan € 180000,00. Is dit realistisch?

c

Als het bedrijf een winst wil van meer dan honderdduizend euro, hoeveel producten moet men dan produceren?

d

Bereken bij welke productie er een maximale winst is.

Opgave 12

Twee auto’s rijden op de A1, beide met een (ongeveer) constante snelheid. Bestuurder A houdt een snelheid van `110`  km/h aan. Bestuurder B rijdt met `120`  km/h. Als bestuurder B bij de IJsselbrug bij Deventer komt, ligt hij `24`  km achter op bestuurder A. Het tijdstip waarop dat gebeurt, is `t = 0` . De afstand (in kilometers) tot Deventer wordt voorgesteld door `a ( t )` .

a

Stel bij beide auto’s een lineaire functie voor `a` op.

b

Bereken na hoeveel minuten auto A door B wordt ingehaald.

c

Bereken algebraïsch hoe lang hun onderlinge afstand minder dan `4` km is.

verder | terug