Los de ongelijkheden algebraïsch op.
`x^3 > x`
`x^3 ≤ 80 x - 2 x^2`
Los de ongelijkheid `t/(t^2+1) < 0,25` op. Rond af op één decimaal.
Gegeven is de functie `y = ( x^2 - 4 ) ( x^2 - 9 )` .
Los algebraïsch op: `y ≤ 0` .
Los op: `y < 36` .
Twee kaarsen worden tegelijkertijd aangestoken. Voor kaars I geldt de formule `L_(text(I))=20-2*sqrt(10t)` en voor kaars II de formule `L_(text(II))=30-4t` . In deze formules is `L` de lengte van de kaars in centimers en `t` de tijd in uren.
Welke kaars is als eerste opgebrand?
Stel beide kaarsen worden tegelijk aangestoken. Hoelang is kaars II groter dan kaars I?
Een bedrijf maakt gebruik van de winstformule `W=text(-)0,5q^3+5q^2+12q-10` . Hierbij is `q` het aantal geproduceerde producten in honderdtallen en `W` de winst in duizenden euro.
Bereken de winst als er `1000` producten worden geproduceerd.
Het bedrijf wil dat de winst groter is dan € 180000,00. Is dit realistisch?
Als het bedrijf een winst wil van meer dan honderdduizend euro, hoeveel producten moet men dan produceren?
Bereken bij welke productie er een maximale winst is.
Twee auto’s rijden op de A1, beide met een (ongeveer) constante snelheid. Bestuurder A houdt een snelheid van `110` km/h aan. Bestuurder B rijdt met `120` km/h. Als bestuurder B bij de IJsselbrug bij Deventer komt, ligt hij `24` km achter op bestuurder A. Het tijdstip waarop dat gebeurt, is `t = 0` . De afstand (in kilometers) tot Deventer wordt voorgesteld door `a ( t )` .
Stel bij beide auto’s een lineaire functie voor `a` op.
Bereken na hoeveel minuten auto A door B wordt ingehaald.
Bereken algebraïsch hoe lang hun onderlinge afstand minder dan `4` km is.