Werken met formules > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

`q=text(-)1110`

b

`x = 0,4`

c

`x=text(-)15 ∨x=text(-)35`

d

`x=14,5`

e

`k=10 ∨k=text(-)9`

f

`x=text(-)6 vv x = 1`

Opgave 2

`x≈4,138`

Opgave 3
a

`y=2x-6`

b

`K=5a+6`

Opgave 4
a

Voer in: Y1=100+40X−5X^2.
Venster bijvoorbeeld: `text(-)5 ≤ x ≤ 10` en `text(-)5 ≤ y ≤ 200` .

b

De vuurpijl werd afgeschoten op `100` meter hoogte. Na `8` seconden heeft de vuurpijl weer dezelfde hoogte.

c

Na `4` seconden was de vuurpijl op het hoogste punt. Toen was hij `180` meter boven de begane grond.

d

Na `10` seconden.

e

Nee, je weet niet onder welke hoek de pijl is afgeschoten. In de formule wordt `h` uitgezet tegen de tijd, dus je weet alleen het verloop van de hoogte.

Opgave 5
a

De oppervlakte van de bodem is `x^2` . De oppervlakte van de bovenkant is hetzelfde.

De oppervlakte van de opstaande zijvlakken zijn alle vier `xh` .

Dus `4xh + 2x^2=800` .

b

`x≈113` mm

c

`h=(400-x^2)/(2x)`

`x=8` geeft `h=21.` .

Opgave 6Koolmonoxide-uitstoot
Koolmonoxide-uitstoot
a

De waarde van de breuk wordt kleiner als `v` groter wordt.

b

Ongeveer `42` km/h.

c

Ongeveer `54,2` %.

d

`v=L/(t/3600)`

`u_(text(tot))=L*(4,4+(196,0)/v)=L*(4,4+196/(L/(t/3600)))~~4,4L+0,054t`

Opgave 7Maximaal bakje
Maximaal bakje
a

Omdat de breedte en de lengte van het bakje `l = b = 20-2x` zijn, is `I = x ( 20 - 2 x ) ^2` .

b

`0 < x < 10` en `0 < b < 20`

c

Voer in: Y1=X(20-2x)^2.

Venster bijvoorbeeld: `0 ≤ x ≤ 10` en `text(-)10 ≤ y ≤ 800` .

d

`x ≈ 3,33`

Opgave 8Treinreizigers te U.
Treinreizigers te U.
a

`0,75` m2 per persoon.

b

`M=0,20` m2 per persoon.

c

`M=7` m2 per persoon.

d

`175` mensen per minuut.

e

`61` m per minuut.

(bron: examen wiskunde A havo 1989 - II)

Opgave 9De valkparkiet
De valkparkiet
a

`0,19s^2-8,71s+169,72=120`

Voer in: Y1=0.19X^2-8.71X+169.72 en Y2=120.

Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 50` en `0 le y le 200` .

Er zijn twee snijpunten.

Je vindt `x~~7` en `x~~39` .

Dus bij snelheden van ongeveer `7` km per uur en `39` km per uur.

b

Ongeveer `23` km per uur.

c

`p*(0-8)(0-34)+150=185` geeft `p=35/272` .
Dus `V=35/272 (s-8)(s-34)+150 ~~ 0,1s^2-5,4s+185` .

(bron: examen vwo wiskunde A in 2013 - II)

verder | terug