De rode grafiek is die van functie `f` met voorschrift `f(x)` .
De grafiek van `g_1 (x)=f(x+c_1 )` ontstaat uit die van `f` door verschuiven in de `x` -richting over `text(-)c_1` .
De grafiek van `g_2 (x)=f(x)+c_2` ontstaat uit die van `f` door verschuiven in de `y` -richting over `c_2` .
Gegeven is de functie `f(x) = x^3` .
Plot de grafiek van `f` .
Schrijf het functievoorschrift van `y_2=f(x+4)` op. Plot de grafiek van `y_2` . Hoe ontstaat de grafiek van `y_2` uit die van `f` ?
Schrijf het functievoorschrift van `y_3=f(x)+5` op. Plot de grafiek van `y_3` . Hoe ontstaat de grafiek van `y_2` uit die van `f` ?
Schrijf het functievoorschrift van `y_4=f(x+4)+5` op. Plot de grafiek van `y_3` . Hoe ontstaat de grafiek van `y_2` uit die van `f` ?