Functies en grafieken > Vervormingen
123456Vervormingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De grafiek van `f` wordt `4` eenheden naar rechts verschoven.

b

De grafiek van `f` wordt `3` eenheden naar boven verschoven.

c

De grafiek van `f` wordt met `1,5` vermenigvuldigd in de verticale richting.

d

De grafiek van `f` wordt met `1/3` vermenigvuldigd in de horizontale richting. (In dit geval kun je ook zeggen dat hij in de verticale richting wordt vermenigvuldigd, maar dan met `9` , want `(3*x)^2=9x^2` .)

e

De grafiek van `f` wordt `4` eenheden naar rechts verschoven, dan met `1,5` vermenigvuldigd in de verticale richting en ten slotte `3` omhoog geschoven.

Opgave 1
a

Met factor `0,5` herschalen in de `y` -as richting.

b

`4` stappen naar rechts ten opzichte van de `y` -as verschuiven en `2` stappen naar boven ten opzichte van de `x` -as verschuiven.

c

Met factor `text(-)1` herschalen in de `y` -as richting. en dan `2` ten opzichte van de `x` -as verschuiven.

d

Met factor `1/3` herschalen in de richting van de `x` -as en dan `2` ten opzichte van de `x` -as verschuiven.

Opgave 2
a

Herschalen in de `y` -richting met factor `3` .

b

`text(-)4` stappen in de `x` -richting verschuiven en `2` stappen in de `y` -richting verschuiven.

c

Met factor `text(-)2` herschalen in de `y` -as richting en dan `5` in de `y` -richting verschuiven.

d

Met factor `2` herschalen in de `x` -richting en dan `1` in de `y` -richting verschuiven.

Opgave 3
a

Voer in: Y1=X^3.
Venster: standaard.

b

`y_2=(x+4)^3`

Voer in: Y2=(X+4)^3.
Verschuiving in de `x` -richting met `text(-)4` .

c

`y_3=x^3+5`

Voer in: Y3=X^3+5.
Verschuiving in de `y` -richting met `5` .

d

`y_4=(x+4)^3+5`

Voer in: Y4=(X+4)^3+5.
Verschuiving in de `x` -richting met `text(-)4` en daarna in de `y` -richting met `5` .

Opgave 4
a

Voer in: Y1=0.5X^3.
Venster: standaard.

b

`y_3=(2x)^3`

Voer in: Y2=(2X)^3
Herschalen in de `x` -richting met factor `0,5` .

c

`y_3=2x^3`

Voer in: Y3=2X^3
Herschalen in de `y` -richting met factor `2` .

Opgave 5
a

Voer in: Y1=X^3-4X.
Venster bijvoorbeeld: `text(-)5 le x le 5` en `text(-)10 le x le 10` .

b

`y_2=(2x)^3-8x`

Voer in: Y2=(2X)^3-8X.
Herschalen in de `x` -richting met factor `0,5` .

c

`y_3=2x^3-8x`

Voer in: Y3=2(X^3-4X).
Herschalen in de `y` -richting met factor `2` .

Opgave 6
a

Herschalen in de `y` -richting met `2` en dan een verschuiving van `3` in de `y` -richting.

b

Verschuiving van `4` in de `x` -richting en dan een verschuiving van `2` in de `y` -richting.

c

Herschalen in de `y` -richting met factor `text(-)1` en dan een verschuiving van `2` in de `y` -richting.

d

Herschalen met factor `1/3` in de `x` -richting en dan een verschuiving van `2` in de `y` -richting.

e

Eerst verschuiving van `1` in de `x` -richting, vervolgens met factor `2` herschalen in de `y` -richting en ten slotte een verschuiving van `4` in de `y` -richting.

Opgave 7
a

`g(x)=text(-)2 *f(x)+1`

b

`g(x)=f(0,5 x)-3`

c

`g(x)=f(x-4 )-2`

d

`g(x)=f(2 x-8)`

e

`g(x)=0,5*f(x-4)-2`

Opgave 8
a

`y=x^4`

b

Eerst `5` verschuiven in de `x` -richting, dan herschalen in de `y` -richting met factor `0,25` en tot slot `text(-)10` verschuiven in de `y` -richting.

c

min. `f(5 )=text(-)10`

Opgave 9
  • a: verschuiving van `text(-)3` in de `y` -richting, dus `y=x^2-3` .

  • b: verschuiving van `3` in de `x` -richting, dus `y=(x-3)^2` .

  • c: de functie gaat door `(1; 0,5)` , `(2, 2)` , `(3; 4,5)` enzovoort, hetgeen precies de helft van de `y` -waarden van de oorspronkelijke functie is; de vervorming is herschalen in de `y` -richting met factor `0,5` , dus `y=0,5x^2` .

  • d: de functie is gespiegeld in de `x` -as, dus `y=text(-)x^2` .

  • e: verschuiving van `text(-)4` in de `y` -richting en `2` in de `x` -richting, dus `y=(x-2)^2-4` .

  • f: de functie is met factor `text(-)0,5` herschaald in de `y` -richting, `5` verschoven in de `y` -richting en `text(-)3` verschoven in de `x` -richting.

Opgave 10

Venster `text(-)10 le x le 10` en `text(-)10 le y le 10` is standaard. Nu ga je `20` in de `x` -richting verschuiven en `200` in de `y` -richting verschuiven. Je krijgt dan `10 le x le 30` en `190 le y le 210` .

Opgave 11
a

Herschaling in de `y` -richting met factor `0,5` .

`y_2=x^2`

b

Verschuiving van `4` in de `x` -richting en `2` in de `y` -richting.

`y_3=2(x-4)^2+2`

c

Herschaling in de `y` -richting met factor `text(-)1` en verschuiving van `2` in de `y` -richting.

`y_4=2-2x^2`

d

Herschaling in de `x` -richting met factor `1/3` en dan verschuiving van `text(-)4` in de `y` -richting.

`y_5=18x^2-4`

Opgave 12
  • `y_2=x^3+4`

  • `y_3= (x-4) ^3`

  • `y_4=text(-)0,25 x^3`

  • `y_5= (x-2) ^3-4`

Opgave 13
a

Verschuiving van `2` in de `x` -richting.

b

Met factor `text(-)2` herschalen in de `y` -richting.

c

Translatie van `text(-)2` in de `y` -richting.

d

Herschalen in de `x` -richting met factor `1/2` en verschuiven in de `y` -richting met `text(-)1` .

Opgave 14
a

Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 25` en `0 le y le 5` .

b

`24,14` meter

c

Na `20` meter.

Opgave 15
a

`y_1 = sqrt(x -5) -2`

`text(D)_(y_1) = [5, rarr:)`
`text(B)_(y_1) = [text(-)2, rarr:)`

b

`y_2 =2sqrt(x - 3) -4`

`text(D)_(y_2) = [3, rarr:)`
`text(B)_(y_2) = [text(-)4, rarr:)`

c

`y_3 = sqrt(text(-)2x + 4) + 4`

`text(D)_(y_3) = (:larr, 2]`
`text(B)_(y_3) = [4, rarr:)`

Opgave 16Smiley maken
Smiley maken

Eigen antwoord.

Opgave 17Winstfunctie
Winstfunctie

De grafiek van `TW` is een bergparabool met nulpunten die je kunt vinden door `TW = text(-)0,01q^2 + 4q = 0` op te lossen. Dit geeft `q = 0 vv q = 400` . De top van de parabool zit dus bij `q = 200` en na invullen vind je `TW = 400` .

De grafiek van `TW` ontstaat uit de grafiek van `y_1=text(-)x^2` door `200` naar rechts te verschuiven, te herschalen in de `y` -richting met factor `0,01` en `400` omhoog te verschuiven.

Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 400` en `0 le y le 400` .

Opgave 18
a

`y_2 = 1/(x-3)`

Verschuiving van `3` ten opzichte van de `y` -as.

b

`y_3 = (0,5)/x + 1`

Met factor `1/2` herschalen ten opzichte van de `x` -as en dan `1` ten opzichte van de `x` -as verschuiven.

c

`y_4 = 1/(3x)`

Met factor `1/3` herschalen ten opzichte van de `y` -as.

Opgave 19
a

`y=sqrt(x)`

b

Herschalen met factor `10` ten opzichte van `x` -as en dan `50` verschuiven ten opzichte van de `x` -as.

c

Venster: `0 le x le 10` en `50 le x le 100` .

verder | terug