Functies en grafieken > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Toepassen

Opgave 7Economisch model
Economisch model

Functies worden regelmatig gebruikt om economische modellen te beschrijven. Bijvoorbeeld hangt de hoeveelheid `q` die per week van een product verkocht wordt af van de prijs `p` . Dat verband kan onder bepaalde economische omstandigheden lineair zijn, bijvoorbeeld: `q=4000 -200 p` met `p` in euro’s en `q` in eenheid product. Met de grafische rekenmachine is van deze formule een grafiek te maken. Omdat zowel `p` als `q` positieve getallen zijn varieert `p` van `0` tot `20` en `q` van `0` tot `4000` .

In dit model heeft elke euro prijsverhoging een daling van de verkoop met `200` stuks tot gevolg. Maar zo’n prijsverhoging hoeft niet ongunstig voor de opbrengst `R` ( `R` van resultaat) te zijn: `R` hangt niet alleen van de verkochte hoeveelheid `q` af, maar ook van de prijs `p` per stuk. De opbrengst is de verkochte hoeveelheid maal de prijs per eenheid. In formulevorm: `R=p*q` .

Door beide formules te combineren kun je `R` uitdrukken in `p` : `R=p*(4000 -200 p)` . Met de GR vind je dat de opbrengst maximaal is als `p=10` . Reken na, dat de maximale opbrengst € 20000,00 is.

Een bedrijf is meer geïnteresseerd in de maximale winst. Om die te berekenen moet je ook iets weten over de kosten `K` die worden gemaakt voor de verkoop van het product. Vaak zijn die afhankelijk van de hoeveelheid `q` . Stel je voor dat elk product het bedrijf € 6,00 kost. Dan geldt: `K=6 q` .
De winst is nu: `W=R-K=p*(4000 -200 p)-6 q` .
Dus: `W=p*(4000 -200 p)-6 (4000 -200 p)=text(-)200 p^2+5200 p-24000` .
Met de GR bepaal je de waarde van `p` waarbij de winst maximaal is.

a

Leid zelf de winstformule af.

b

Bereken de maximale winst die dit bedrijf per week kan maken.

Een levensmiddelenbedrijf heeft `30000` blikken bonen ingekocht voor € 0,90 per stuk. Men wil die blikken bonen binnen `30` werkdagen als aanbieding verkopen. Uit ervaring weet de handelaar dat zijn prijs bepaalt hoeveel blikken bonen hij per dag kan verkopen en dat hij daarvoor uit kan gaan van de volgende formule: `p=2,5 -q/1000` waarin `p` de verkoopprijs in € per blik is en `q` het aantal blikken dat hij per dag verkoopt.

c

Als hij deze blikken bonen verkoopt voor € 1,60 per stuk, raakt hij ze dan binnen de gestelde termijn kwijt? En maakt hij winst op de partij?

d

Bij welke verkoopprijs per blik is zijn winst maximaal als hij de termijn van `30`  werkdagen om alles te verkopen laat vallen?

verder | terug