Venster `0 le x le 2pi` bij `0 le y le 5` , je ziet vier periodes.
De periode is `0,5π` .
Dit kan met je GR. Kan ook door oplossen van `sin(4 x) = ±1` .
Je vindt maxima in: `(0,393; 5)` , `(1,963; 5)` , `(3,534; 5)` en `(5,105; 5)` .
Je vindt minima in: `(0,178; 1)` , `(2,749; 1)` , `(4,320; 1)` en `(5,890; 1)` .
Venster `0 le x le 4pi` bij `text(-)5 le y le 3` , je ziet één periode.
De periode is `4 π` .
Kan met je GR. Kan ook door oplossen van `sin(0,5(x - π)) = ±1` .
Je vindt een maximum in: `(2pi, 3)` .
Je vindt minima in: `(0, text(-)5)` en `(4pi, text(-)5)` .
Gebruik de applet in de uitleg.
Met venster `0 le x le 2` bij `text(-)1 le y le 2` krijg je precies één periode in beeld. Vaak wil je de grafiek wat ruimer in beeld brengen.
`(0, 0)` wordt `(1; 0,5)` .
Bepaal met de grafische rekenmachine de toppen. De toppen zijn ook te beredeneren
vanuit de horizontale verschuiving, de amplitude, de evenwichtsstand en de periode.
Je vindt:
`(0,5; text(-)1)`
,
`(1,5; 2)`
,
`(2,5; text(-)1)`
,
`(3,5; 2)`
,
`(4,5; text(-)1)`
en
`(5,5; 2)`
.
De periode is `(2π)/3` , de amplitude is `2` , de evenwichtsstand is `y = 1` , de horizontale verschuiving is `text(-)2` .
Zelf controleren.
Doe dit samen met een medeleerling.
De periode is
` = (2pi)/4 = 1/2 pi`
, de amplitude
` = 10`
, de evenwichtsstand
`y = 5`
en de horizontale verschuiving
`0`
.
Links en rechts van de
`y`
-as zijn twee periodes getekend, dus
`text(-)pi le x le pi`
.
De maxima zijn
`5+10 = 15`
en de minima
`5-10 = text(-)5`
, dus
`text(-)5 le y le 15`
.
Voer in:
`y_1 = 10sin(4x)+5`
met venster:
`text(-)pi le x le pi`
en
`text(-)5 le y le 15`
.
Omdat de periode `24` is en zo'n top op driekwart van de periode voorkomt, zit hij bij `x = 8 + 3/4*24 = 26` . De `y` -waarde is `10 - 6 = 4` , dus de top is `(26, 4)` .
`f(x) = 11` geeft met de GR `x ~~ 8,640 + k*24 ∨ x ~~ 19,360 + k*24` .
De periode
`=2`
.
De toppen zijn:
`(1,5+k*2; 13)`
en
`(2,5+k*2; 7)`
.
Voer in:
`y_1 = 3sin(pi(x-1))+10`
en
`y_2 = 11,5`
met venster:
`text(-)4 le x le 4`
en
`0 le y le 15`
.
Bepaal binnen één periode de
`x`
-coördinaten van de snijpunten.
Dit geeft:
`x~~text(-)0,17`
en
`x~~1,17`
.
De oplossingen zijn:
`x ~~ text(-)0,17 + k*2 vv x ~~ 1,17 + k*2`
.
De periode is
`2 π`
, de evenwichtsstand
`y = 0`
en de amplitude
`12`
.
Venster:
`0 le x le 4pi`
en
`text(-)12 le y le 12`
.
De periode is
`1`
, de evenwichtsstand
`y = 10`
en de amplitude
`50`
.
Venster:
`0 le x le 2`
en
`text(-)40 le y le 60`
.
De periode is
`0,5pi`
, de evenwichtsstand
`y = 2`
en de amplitude
`3`
.
Venster:
`0 le x le (pi)`
en
`text(-)1 le y le 5`
.
De periode is
`4`
, de evenwichtsstand
`y = text(-)5`
en de amplitude
`25`
.
Venster:
`0 le x le 8`
en
`text(-)30 le y le 20`
.
Voer in:
`y_1 = 10sin(pi(x-1))+2`
en
`y_2 = 9`
.
De periode van
`y_1`
is
`(2pi)/(pi) = 2`
.
Venster:
`text(-)2 le x le 2`
en
`text(-)8 le y le 12`
.
De oplossingen zijn:
`x ~~ text(-)0,753 + k*2 vv x ~~ text(-)0,247 + k*2`
.
Voer in:
`y_1 = 5 sin(1/2 x + 4)`
en
`y_2 = 1`
.
De periode van
`y_1`
is
`(2pi)/(1/2) = 4pi`
.
Venster:
`text(-)4pi le x le 4pi`
en
`text(-)5 le y le 5`
.
De oplossingen zijn:
`x ~~ text(-)7,598 + k*4pi vv x ~~ text(-)2,120 + k*4pi`
.
Voer in:
`y_1 = 50-30sin((2pi)/15)x)`
en
`y_2 = 45`
.
De periode van
`y_1`
is
`(2pi)/((2pi)/15) = 15`
.
Venster:
`text(-)15 le x le 15`
en
`20 le y le 80`
.
De oplossingen zijn:
`x ~~ text(-)0,400 + k*15 vv x ~~ 7,100 + k*15`
.
De evenwichtsstand is
`1`
en de amplitude is
`12`
, het maximum is
`1+12 = 13`
en het minimum
`1-12 = text(-)11`
.
Dus
`text(B)_f = [text(-)11, 13]`
.
`(2pi)/(0,5) = 4pi`
`x~~1,83, x~~8,45, x~~14,40` en `x~~21,02`
`(5,142; 13)` , `(11,425; text(-)11)` , `(17,708; 13)` en `(23,991, text(-)11)` .
Voer in: `y_1=11+10*sin((pi/10)x)` met venster: `0 ≤ x ≤ 20` en `0 ≤ y ≤ 22` .
`11` is de hoogte van de as van het reuzenrad en `10` is de straal van het reuzenrad.
`(2pi)/(pi/10) = 20` , de periode is `20` seconden.
Voer in:
`y_1 = 11+10sin(pi/10*t)`
en
`y_2 = 18`
.
Bepaal de snijpunten.
Dit geeft:
`x~~2,468`
en
`x~~7,532`
.
Het bakje is ongeveer
`7,532 - 2,468 ~~ 5,1`
seconden hoger dan
`18`
meter.
`h(t) = 15 sin((2pi)/5*t) + 30` m.
`15 sin((2pi)/5*t) + 30 = 20` geeft `sin((2pi)/5*t) = text(-)2/3` .
Hieruit volgt: `t ~~ text(-)0,58 + k*5 vv t ~~ 3,08 + k*5` .
In één omwenteling zit de top van de wiek op `20` m als `t~~3,08 vv t ~~ 4,42` . In de grafiek zie je, dat hij daartussen lager ligt, dat is `1,34` s. De rest van de tijd, dus `5 - 1,34 = 3,66` s zit hij hoger.
Doen.
Gemiddelde waterstand is `(198 + text(-)182)/2 = 8` cm.
Maximale afwijking `198 - 8 =190` cm.
`6,29 + 6,29 = 12,58`
Klopt redelijk.
Periode `(2pi)/((2pi)/(12,25)) = 12,25` uur, amplitude `190` cm.
Voer in:
`y_1 = 8 + 190 sin((2π)/(12,25)*(x+3,06))`
met venster
`0 le 2 le 24,5`
bij
`text(-)190 le y le 200`
.
Snijpunten bij
`t ≈ 11,39 + k*12,25 ∨ t ≈ 13,11 + k*12,25`
.
Dus boven
`180`
van
`t≈11,39`
tot
`t≈13,11`
. Dat is ongeveer
`1,72 ≈ 1`
uur en
`43`
minuten.
Periode `1/2` , amplitude `4` , evenwichtslijn `y=0` .
Periode `2π` , amplitude `2` , evenwichtslijn `y = 6` en `8` eenheden naar links verschoven.
Periode `4` , amplitude `0,5` , evenwichtsstand `0` .
Venster bijvoorbeeld `0 le x le 6` bij `0 le y le 32` .
`(3 + k*4, 32)` en `(5 + k*4, 8)` .
Je vindt: `2,627 le x le 3,373 + k*4` .