Gegeven is de functie `f(x) = 2 * sin(4x) + 3` .
Maak met de grafische rekenmachine de grafiek van `f` op `[0, 2π]` .
Bepaal de periode van deze periodieke functie.
Bereken de coördinaten van alle toppen van de grafiek op `[0, 2π]` .
Gegeven is de functie `g(x) = 4 * sin(0,5(x - π)) - 1` .
Maak met de grafische rekenmachine de grafiek van `g` op `[0, 4π]` .
Bepaal de periode van deze periodieke functie.
Bereken de coördinaten van alle toppen van de grafiek op `[0, 4π]` .