Kansrekening > Kansen vermenigvuldigen
12345Kansen vermenigvuldigen

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Maak een kansboom. Je vindt: 4 52 3 51 = 1 221 .

b

Nu moet je rekening houden met de "hartenaas" . De kans wordt: 12 52 4 51 + 1 52 3 51 .

Opgave 2
a

Er wordt niet terug gelegd, dus bij de tweede trekking zijn er minder kaarten in het spel.

b

13 52 13 51

c

13 102

d

Bekijk de Uitleg .

e

13 51

f

1 221

g

8 663

Opgave 3
a

0,16

b

0,36

c

Hier wordt steeds terug gelegd.

Opgave 4
a

12 90

b

30 90

c

3 9

d

Het zijn allebei knikkers van de tweede trekking.

Opgave 5

36 90

Opgave 6
a

12 36

b

24 54

Opgave 7
a

210 6840

b

8 18

c

336 6840

d

1512 6840

e

1680 6840

Opgave 8
a

98 197 0,4975

b

2 9803 0,0002

Opgave 9
a

1 7

b

2 7

Opgave 10
a

1 - ( 5 6 ) 4 0,5177

b

1 - ( 25 36 ) 24 0,4914

c

Minstens 25 keer. (Maak met je GR een tabel bij Y1 = 1 − (25/36)^X.)

Opgave 11

Ga uit van 1000 zieken, 855 krijgen A en genezen, 75 krijgen B en genezen. De gevraagde kans is daarom 75 930 .

Opgave 12
a

34%

b

6,75%

c

8,25%

d

A B en R h -negatief is maar 0,75%.

Opgave 13
a

1 210

b

1 210

c

3 210

d

Je hebt dan telkens van alle vier de cijfers één kaartje nodig.

e

6 28 en 1 28

f

1 10

g

Telkens 1 10 .

h

Doen.

i

3 10 , 1086 5040 en 420 5040

Opgave 14
a

De kans dat de winnaar meteen de juiste doos kiest is 1 3 . Hij wisselt niet dus die kans blijft 1 3 .

b

De kans dat de winnaar in eerste instantie een lege doos kiest is 2 3 . In dat geval zit in één van de dozen die hij niet heeft gekozen de prijs. De spelleider wijst de lege doos aan, dus als de winnaar wisselt, kiest hij de doos met de prijs. De kans daarop is dus 2 3 . Je kunt dat ook zo inzien: de kans dat de winnaar meteen de doos met de prijs kiest is 1 3 . Beide andere dozen zijn dan leeg. De spelleider wijst één van de twee lege dozen aan. Als de winnaar wisselt, kiest hij voor de andere lege doos. Als hij wisselt, is de kans op verlies dus 1 3 en dus de kans op winst 2 3 .

Opgave 15
a

11 30

b

15 44 , 19 42 en 17 43

c

1 10

d

8 55 , 47 55 , 0

e

1 44 , 18 42 , 8 28 , 0 , 3 8 , 0 , 1 6 , 0 , 0

f

1 150 , 18 150 , 8 150 , 0 , 3 150 , 0 , 1 150 , 0 , 0

g

Het eerste: 16 32 > 15 55

Opgave 16
a

0,006

b

0,392

c

0,014

d

4 7

Opgave 17
a

1 3 en 2 5

b

3 4 en 1 6

c

0,75 en 0,5.

Opgave 18
a

Doen.

b

90, 90, 100, 171.

c

252

d

19 100 , 170 899 en 323 8990 .

e

28 100 , 251 899 en 7028 89900

f

35

g

20,47%

h

Je vindt ongeveer 0,0532.

i

Je vindt ongeveer 0,19.

Opgave 19
a

0,1992

b

0,2161

c

0,5607

verder | terug