Afgeleide functies > Buigpunten
12345Buigpunten

Voorbeeld 2

Bij de productie van grote aantallen van een artikel hangen de kosten af van de productieomvang `q` . Bij een toenemende productieomvang stijgen soms in het begin de kosten steeds langzamer, terwijl ze bij grotere waarden van `q` weer sneller gaan stijgen (bijvoorbeeld omdat er vanaf een zekere productieomvang duurdere apparatuur en/of duurdere arbeidskrachten nodig zijn).

De kostenfunctie `TK = 0,1q^3 - q^2 + 4q` beschrijft zo'n situatie.

De afgeleide van deze functie wordt in de economie de marginale kostenfunctie `MK` genoemd. Hoe kun je uit `MK` het beschreven verloop van `TK` afleiden?

> antwoord

`MK = 0,3q^2 - 2q + 4`

`MK` stelt de hellingsfunctie van `TK` voor. Als je daarvan de grafiek bekijkt, zie je dat `MK gt 0` en dat `MK` in het begin afneemt en later weer toeneemt.

Het minimum van `MK` bereken je door `MK' = TK'' = 0` op te lossen. Je vindt `q = 3 1/3` .

Tot `q = 3 1/3` is `MK gt 0` en `MK` dalend. Voor `TK` betekent dit een afnemende stijging.

Voorbij `q = 3 1/3` is `MK gt 0` en `MK` stijgend. Voor `TK` betekent dit een toenemende stijging.

Opgave 6

Gebruik de gegevens uit Voorbeeld 2.

a

Laat zien dat de marginale kosten voor `q = 0` positief zijn.

b

Laat met een berekening zien voor welke waarde van `q` de marginale kosten minimaal zijn.
Welke economische betekenis heeft dit?

c

Waarom betekent `TK'= MK gt 0` en `MK' lt 0` dat `TK` een afnemende stijging vertoont?

Opgave 7

Vaak is de opbrengst `TO` (euro) bij de productie van een artikel afhankelijk van de arbeidstijd `a` in uren per dag.
Een verband kan worden beschreven door de functie `TO(a) = text(-)1/3 a^3 + 8a^2` .

a

Bekijk de grafiek van `TO` . De opbrengst stijgt in het begin progressief (steeds sterker). Schat tot hoeveel arbeidstijd dat ongeveer zo is.

b

Het antwoord op a kun je nauwkeurig berekenen met behulp van differentiëren. Laat zien hoe dat gaat.

c

Hoeveel bedraagt de grootste opbrengststijging per extra arbeidsuur?

verder | terug