Gegeven is de functie: `f(x) = 340/(2x + 3) + 80` .
Bepaal de karakteristieken van `f` en plot de grafiek.
Los op: `f(x) = 100` .
Voer in:
`y_1 = 340/(2x + 3) + 80`
.
Aan de formule zie je dat voor heel grote waarden van
`x`
geldt
`y_1 ~~ 80`
. Verder mag
`2x+3`
niet
`0`
zijn, dus
`x = text(-)1,5`
is vermoedelijk een verticale asymptoot. Hierop baseer je de vensterinstellingen,
bijvoorbeeld:
`text(-)15 le x le 15`
en
`text(-)100 le y le 300`
.
Nu kun je de karakteristieken bepalen.
Het snijpunt met de
`y`
-as is
`(0, 193 1/3)`
(
`x = 0`
invullen).
Het snijpunt met de
`x`
-as vind je door op te lossen
`340/(2x+3)+80` |
`=` |
`0` |
|
`340/(2x+3)` |
`=` |
`text(-)80` |
|
`2x+3` |
`=` |
`340/(text(-)80) = text(-)4,25` |
|
`x` |
`=` |
`(text(-)6,25)/2 = text(-)3,125` |
Het snijpunt met de `x` -as is `(text(-)3,125; 0)` .
De verticale asymptoot is
`x = text(-)1,5`
.
De horizontale asymptoot is
`y = 80`
.
Vervolgens moet je
`f(x) = 100`
oplossen.
Dit kan op dezelfde manier als bij het oplossen van
`f(x) = 0`
, je vindt
`x = 7`
.
Deze oplossing kun je ook met de GR vinden.
Bekijk
Los zelf de vergelijking `f(x) = 100` algebraïsch op.
Hoe is de grafiek van `f` te herleiden uit die van `y = 1/x` ?
Gegeven is de functie: `f(x) = 475/(4-1,5x) - 50` .
Bepaal de karakteristieken van `f` .
Plot de grafiek van `f` zodat alle karakteristieken goed in beeld zijn.
Los op: `f(x) = text(-)200` .
De grafiek van
`g`
ontstaat door de grafiek van
`f`
ten opzichte van de
`y`
-as met factor
`1/3`
te herschalen en vervolgens de grafiek
`25`
omlaag te verschuiven.
Geef de formule van
`g(x)`
.