Wanneer een zalmkwekerij een aantal zalmen in een vijver uitzet en de condities zijn
in orde, dan zullen de vissen zich gaan vermenigvuldigen.
Het verband tussen de tijd
`t`
in maanden nadat de eerste vissen in de vijver zijn uitgezet en het aantal vissen
`a`
dat in de vijver leeft, wordt weergegeven met de formule:
`a = (3500)/(1 + 6*0,8^t)`
De zalmkweker kan het beste zalmen gaan vangen als de groeisnelheid hoog is, dan groeit de populatie na het vangen ook snel weer aan.
Welke functie hoort bij de groeisnelheid van deze populatie zalmen?
Plot de grafiek van deze functie. Waaraan zie je dat het aantal zalmen altijd toeneemt?
Na hoeveel tijd is de groeisnelheid maximaal? Hoeveel zalmen komen er dan per maand bij?