Kansrekenen > Kansen
1234567Kansen

Verwerken

Opgave 13

In welke van de volgende gevallen kun je de kans bepalen door een simulatie met de grafische rekenmachine? Licht ook steeds toe waarom.

a

De kans op "zes" bij het werpen met twee dobbelstenen.

b

De kans op "zes" bij het werpen met een dobbelsteen die aan één kant zwaarder is.

c

De kans op "zes" bij het werpen met een dobbelsteen waar op de zijvlakken 1, 1, 3, 4, 4 en 6 stippen voorkomen.

Opgave 14

Je hebt een ondoorzichtige doos met daarin tien gekleurde balletjes, zeven groene en drie gele. De groene balletjes zijn genummerd 1 tot en met 7, de gele 1 tot en met 3.
Je schudt die doos en haalt er zonder te kijken één balletje uit.

a

Hoe groot is de kans dat het een geel balletje is?

b

Hoe groot is de kans dat het een balletje met nummer 1 is?

c

Hoe groot is de kans dat het balletje nummer 4 heeft?

d

Hoe groot is de kans dat het een groen balletje met een nummer hoger dan 3 is?

Opgave 15

Je werpt met twee dobbelstenen en let op het aantal ogen dat boven komt.

a

Hoe groot is de kans dat er 7 ogen boven komen te liggen?

b

Hoe groot is de kans op hoogstens 7 ogen?

c

Hoe groot is de kans op meer dan 11 ogen?

d

Hoe groot is de kans op een even aantal ogen?

Opgave 16

Twee spelers A en B spelen een spel. Beiden hebben lucifers waarvan ze er (zonder dat aan elkaar te laten zien) `0` , `1` of `2` in de hand nemen, die ze vervolgens dichtgeknepen voor zich op tafel leggen. Tegelijk laten ze elkaar zien hoeveel lucifers ze in de hand hebben. A wint als beide aantallen lucifers precies één verschillen, anders wint B. Ga ervan uit dat het aantal lucifers dat de spelers in de hand nemen uitsluitend van het toeval afhangt.

a

Geef in een boomdiagram alle mogelijkheden van het spel weer. Geef ook aan wanneer A wint.

b

Hoe zou je dit spel kunnen simuleren met toevalsgetallen?

c

Denk je dat dit spel eerlijk is? Met andere woorden hebben A en B een gelijke kans om te winnen?

Opgave 17

Bij een voetbaltoernooi wordt aan het begin van elke wedstrijd getost met een munt om te bepalen welke ploeg mag aftrappen. Tijdens dit toernooi speelt Cambuur vier wedstrijden.

a

Hoe groot is de kans dat Cambuur bij de eerste wedstrijd de toss wint en mag aftrappen?

b

Hoe groot is de kans dat Cambuur alle vier de wedstrijden mag aftrappen?

c

Hoe groot is de kans dat Cambuur minstens drie keer mag aftrappen?

Opgave 18
levensduur aantal levensduur aantal
`950- lt 1050` `4` `1550- lt 1650` `53`
`1050- lt 1150` `9` `1650- lt 1750` `37`
`1150- lt 1250` `19` `1750- lt 1850` `20`
`1250- lt 1350` `36` `1850- lt 1950` `9`
`1350- lt 1450` `51` `1950- lt 2050` `3`
`1450- lt 1550` `58` `2050- lt 2150` `1`

Een fabrikant heeft steekproefsgewijs de levensduur van zijn lampen onderzocht. Je ziet de gegevens weergegeven in een tabel. Ga ervan uit dat de gegevens uit de steekproef maatgevend zijn voor alle lampen van deze fabrikant.

a

Maak een histogram met de relatieve frequenties van de levensduur.

b

Hoe groot schat je de kans dat een lamp niet meer dan `1250` uur brandt?

c

Waarom zou deze kans met grotere zekerheid kunnen worden berekend als er niet `300` maar `30000` lampen in de steekproef hadden gezeten?

d

Schat de kans dat de levensduur van een lamp meer dan `10` % afwijkt van de gemiddelde levensduur van circa `1500` uur.

verder | terug