Kansmodellen > Kansverdelingen
123456Kansverdelingen

Theorie

Bij een statistische variabele waarvan de frequenties afhangen van het toeval hoort een frequentieverdeling. Bij relatieve frequenties spreek je van een kansverdeling.

Bij een discrete variabele kun je die weergeven door een histogram.

Bij een continue variabele kun je die weergeven door een vloeiende kromme door (de middens van) de bovenkanten van zeer veel denkbeeldige dunne staafjes.

Bij een continue variabele is de kans gelijk aan de oppervlakte op een interval onder die vloeiende kromme. De totale oppervlakte onder deze kromme is altijd `1` of `100` %.

Een veelvoorkomende kansverdeling is de normale verdeling, de verdeling in de vorm van een klok.

Van deze kansverdeling wordt de vorm, de normaalkromme, volledig bepaald door het gemiddelde `mu = bar(X)` en de standaardafwijking (of standaarddeviatie) `sigma` .

Voor een normaal verdeelde variabele `X` geldt:

  • het hoogste punt zit bij `X=μ` .

  • de spreiding is de standaardafwijking `sigma` .

  • er is symmetrie ten opzichte van de lijn `X=μ` .

  • de hoogte komt steeds dichter bij `0` als `X` verder van `μ` af ligt.

  • van de oppervlakte onder de normaalkromme ligt:
    ongeveer `68` % tussen `X = μ-σ ` en `X = μ+σ`
    ongeveer `95` % tussen `X = μ-2σ ` en `X = μ+2σ`
    ongeveer `100` % tussen `X = μ-3σ ` en `X = μ+3σ`

Opmerking: het woord normaal in "normale verdeling" zegt iets over de vorm van de verdeling. De bovenstaande eigenschappen mag je dan gebruiken.

verder | terug