Een fabrikant beweert dat zijn vulmachine flessen frisdrank vult met een gemiddelde van `1530` mL en een standaardafwijking van `18` mL. Het vulgewicht is normaal verdeeld. Hij krijgt echter steeds meer klachten van klanten die vinden dat het gemiddelde lager ligt.
De fabrikant doet daarom een steekproef van
`25`
flessen met het volgende beslissingsvoorschrift: als de kans op het gemiddelde volume
van een fles frisdrank in zijn steekproef kleiner is dan
`5`
% stelt hij zijn vulmachine opnieuw in. Dit betekent:
`text(H)_0`
:
`μ = 1530`
`text(H)_1`
:
`μ lt 1530`
Dit is een linkszijdige hypothesetoets met een significantieniveau `α` van `5` %.
Het gemiddelde volume in de steekproef van de fabrikant blijkt `1519` mL te zijn. Je kunt nu op twee manieren deze linkszijdige hypothesetoets verder uitvoeren.
Manier 1
Bereken de grenswaarde
`g`
van het kritieke gebied met behulp van
`alpha = 0,05`
:
`text(P)(bar(V) < g | μ = 1530 text( en ) σ = 18/(sqrt(25))) = 0,05`
geeft een grenswaarde van ongeveer
`1524`
mL.
Omdat `1519 lt 1524` ligt het steekproefgemiddelde in het kritieke gebied.
Conclusie: de nulhypothese wordt verworpen, de vulmachine moet bijgesteld worden.
Manier 2
Bereken de kans op hoogstens het steekproefgemiddelde. Deze kans is
`text(P)(bar(V) < 1519 | μ = 1530 text( en ) σ = 18/(sqrt(25))) ~~ 0,0011`
.
Omdat `0,0011 lt 0,05` ligt het steekproefgemiddelde in het kritieke gebied.
Conclusie: de nulhypothese wordt verworpen, de vulmachine moet bijgesteld worden.
De fabrikant trekt deze conclusie met een betrouwbaarheid van `95` %. Door een significantieniveau van `5` % te gebruiken is de kans dat zijn nulhypothese wel degelijk juist is en dat hij zijn vulmachine dus voor niets bijstelt gelijk aan `5` %.
Gebruik de gegevens uit
Bereken zelf de grenswaarde van het kritieke gebied voor de hypothesetoets.
Bereken zelf de kans op hoogstens het steekproefgemiddelde van de hypothesetoets.
Gebruik de gegevens uit
De klanten voeren doen een eigen onderzoek.
Zij gebruiken een significantieniveau van
`1`
% en trekken ook een steekproef van
`25`
flessen.
Geef de nulhypothese en de alternatieve hypothese van deze hypothesetoets.
Het gemiddelde volume van de flessen in de steekproef van de klanten is `1521` mL.
Voer de hypothesetoets uit van de klanten op basis van de grenswaarde van het kritieke gebied.
Welke conclusie trekken de klanten? Hoe groot de betrouwbaarheid van deze conclusie?
Door het significantieniveau van `1` % hebben de klanten in principe een kans van `1` % om `text(H)_0` ten onrechte te verwerpen.
Hoe groot is in vier decimalen de kans dat de vulmachine van de fabrikant toch goed afgesteld staat bij een gemiddeld steekproefvolume van maximaal `1521` mL?