Steekproef en Populatie > Populatiegemiddeldes schatten
12345Populatiegemiddeldes schatten

Voorbeeld 2

Volgens een fabrikant is zijn vulmachine zo ingesteld dat het gemiddelde gewicht van de pakken suiker `1001` gram is met een standaardafwijking van `3` gram.
Om dit te controleren wordt door de Consumentenbond een steekproef van `50`  pakken suiker genomen. Het steekproefgemiddelde is `999` gram.
Hoe groot is het `90` %-betrouwbaarheidsinterval voor deze steekproef en welke conclusie kan de Consumentenbond daarop baseren?

> antwoord

Er is gegeven dat: `bar(X) = 999` en `σ = 3` en `n = 50` .

Los op: `text(P)(Z lt z | μ = 0 text( en ) σ = 1) = 0,95` , je vindt `z~~1,64` .

Voor het gevraagde betrouwbaarheidsinterval geldt nu
linkergrens: `999 - 1,64 * 3/(sqrt(50)) ~~ 998,3` gram
rechtergrens: `999 + 1,64 * 3/(sqrt(50)) ~~ 999,7` gram
Het `90` %-betrouwbaarheidsinterval is: `[998,3; 999,7]` .

Conclusie: met een betrouwbaarheid van (minimaal) `90` % mag de fabrikant niet beweren dat het gemiddelde gewicht van de pakken suiker `1001` gram is.

Opgave 7

Gebruik de gegevens uit Voorbeeld 2.
Hoe luidt de conclusie als er een `99` %-betrouwbaarheidsinterval gehanteerd wordt?

Opgave 8

Een laborant analyseert de concentratie in g/L van een actieve stof in een geneesmiddel. De standaardafwijking van deze concentratie is bekend, deze is `3`  g/L.

a

Stel dat er `10` metingen worden gedaan. Hoe breed is het `90` %-betrouwbaarheidsinterval?

b

Hoeveel metingen moet de laborant minstens doen om de breedte van het `90` %-betrouwbaarheidsinterval kleiner dan `2`  g/L te krijgen?

verder | terug