Gooi je een steen recht omhoog met een beginsnelheid van
`24,1`
meter per seconde, dan wordt de snelheid van de steen (zolang hij niet op de grond
is gekomen) gegeven door:
`v = 24,1 - 9,8 t`
.
`t`
stelt de tijd in seconden voor en
`v`
de snelheid in m/s.
Bekijk de bijbehorende grafiek. Je wilt weten op welk tijdstip de steen op zijn hoogste
punt is. Hoe lees je dat uit deze grafiek af?
Zolang de steen omhoog gaat is
`v`
positief; zodra de steen daalt, is
`v`
negatief.
Je kunt uit de grafiek aflezen op welk tijdstip de snelheid van de steen
`0`
is. Op dat moment is de steen op zijn hoogste punt. Dat is ongeveer na
`2,5`
seconden.
Sophie staat op haar balkon, steekt haar arm uit over het hek en gooit een tennisbal recht omhoog met een beginsnelheid van `5` m/s. In het voorbeeld staat beschreven hoe bij een omhoog geworpen steen de snelheid van de tijd afhangt. De bal komt na `2` seconden op de begane grond.
Pas de formule `v=24,1-9,8t` voor de snelheid van de steen aan voor de gegevens van de tennisbal. Welke formule krijg je nu?
Teken een grafiek bij deze formule.
In de grafiek is de snelheid soms positief, soms negatief. Hoe komt dat?
Na hoeveel seconden is de bal op zijn hoogste punt? Geef je antwoord in duizendsten van een seconde nauwkeurig.
Met welke snelheid komt de bal op de grond? Geef je antwoord in kilometer per uur.