Werken met formules > Formules gebruiken
1234567Formules gebruiken

Voorbeeld 2

Wat is het verschil tussen de volgende formules?

  • `K=2a-4b`

  • `K = 20-4b`

  • `20-4b = 10`

  • `2a-4b = 2(a-2b)`

> antwoord
  • `K=2a-4b` is een verband tussen drie variabelen: `K` , `a` en `b` .

  • `K=20-4b` is een verband tussen twee variabelen: `K` en `b` .
    Je kunt er een grafiek bij maken.

  • `20-4b = 10` is een vergelijking die je kunt oplossen. De oplossing is: `b=2,5` .

  • `2a-4b = 2(a-2b)` is een rekenregel.
    Dit wordt duidelijk als je de haakjes wegwerkt: `2(a-2b) = 2*a - 2*2b = 2a-4b` .

Opgave 4

Geef van de formules aan wat ze beschrijven: een verband tussen variabelen, een rekenregel of een vergelijking die je kunt oplossen. Geef ook aan of je er een grafiek bij kunt maken.

a

`V =3 r^2`

b

`V=l*b*h`

c

`4 ( a - b ) = 4 a - 4 b`

d

`l = 200-b`

e

`2p+25=14−0,5p`

f

`x*y=12`

Opgave 5

In Voorbeeld 2 zie je de formule `K = 2a - 4b` .

a

Neem `a = 10` en teken de grafiek.

b

Neem nu `b = text(-)1` en teken de grafiek.

c

Los de vergelijking `20-4b = 10` op.

verder | terug