Bij een formule, die het verband tussen de variabelen `x` en `y` beschrijft, noem je `y` een functie van `x` , wanneer deze formule de vorm `y=...` heeft. In de bijbehorende grafiek komt `y` dan altijd op de verticale as.
In de formule `y = x^2 + 4` is `y` een functie van `x` .
In de formule `P = 0,052 v^3` is `P` een functie van `v` .
De formule `a + 2 b = 6` kun je op twee manieren schrijven:
`a = 6 - 2 b` , met `a` als functie van `b` .
`b = 3 - 0,5 a` , met `b` als functie van `a` .
Formules met twee variabelen van de vorm
`y = ...`
kun je in de grafische rekenmachine invoeren. Hoe je dat doet vind je in het
Hier zie je bijvoorbeeld de grafiek van de functie `y=0,052x^3` . Het maken van de grafiek van een functie op de grafische rekenmachine wordt plotten genoemd.