Werken met formules > Vergelijkingen
1234567Vergelijkingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Probeer voor jezelf een overzichtje te maken.

b

Noem je de lengte en de breedte van de bodem `x` , dan is `2 x^2 + 48 x = 512` . Dit geeft `x = 8` (het andere antwoord `x = text(-)32` vervalt).

Opgave 1
a

`3 t - 400`

`=`

`700 - 2 t`

`5 t`

`=`

`1100`

`t`

`=`

` 220`

b

`2300 - 0,15 p`

`=`

`1600 + 0,42 p`

`text(-)0,15 p`

`=`

`0,42 p - 700`

`text(-)0,57 p`

`=`

`text(-)700`

`p`

`~~`

`1228,07`

c

`(x-3)/4`

`=`

`1/5 (10-2x)`

`1/4 x - 3/4`

`=`

`2-2/5x`

`13/20x`

`=`

`11/4`

`x`

`~~`

`4,23`

d

`2 - 5(2x - 4)`

`=`

`text(-)7 + 8(2 + x)`

`2 - 10x + 20`

`=`

`text(-)7 + 16 + 8x`

`13`

`=`

`18x`

`x`

`~~`

`0,72`

Opgave 2
a

`t stackrel{xx5} rarr ... stackrel{-20} rarr 100 `

Je vindt met terugrekenen:

`t=(100+20)/5` en dus `t=24` .

b

` t stackrel{xx 3} rarr ... stackrel{- 20} rarr ... stackrel{(...)^2} rarr 1600`

Je vindt met terugrekenen:

`t=(+-sqrt(1600)+20)/3` en dus `t=20 ∨ t=text(-) 6 2/3` .

c

`p stackrel{(...)^3} rarr ... stackrel{xx 3} rarr 81`

Je vindt met terugrekenen:

`p=root(3)(81/3)` en dus `p=3` .

d

`x stackrel{xx 2} rarr ... stackrel {-4} rarr ... stackrel {sqrt(...)} rarr ... stackrel{xx2} rarr 12`

Je vindt met terugrekenen:

`x=((12/2)^2+4)/2` en dus ` x=20` .

e

`x stackrel{xx0,5} rarr ... stackrel{-4} rarr ... stackrel{sqrt(...)} rarr ... stackrel{xx 3} rarr ... stackrel{-2} rarr text(-)3`

Je vindt met terugrekenen:

`x=(((text(-)3+2)/3)^2+4)/(0,5)` en dus `x=8 2/9` .

Controle: `3*sqrt(0,5* 8 2/9 - 4) - 2 = text(-)1 ne text(-)3` .

Deze vergelijking heeft geen oplossing, want de wortel uit een (reëel) getal kan niet negatief zijn. Door het kwadrateren is er een "oplossing" gegenereerd die niet voldoet.

Opgave 3
a

`0,5x^2`

`=`

`4x`

`0,5x^2-4x`

`=`

`0`

`x^2-8x`

`=`

`0`

`x(x-8)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`0∨x=8`

b

`k^2+5k-6`

`=`

`0`

`(k+6)(k-1)`

`=`

`0`

`k+6`

`=`

`0 ∨ k-1 = 0`

`k`

`=`

`text(-)6 ∨ k=1`

Elke afzonderlijke factor is `0` .

c

`8p-p^2`

`=`

`0`

`8p-p^2`

`=`

`0`

`p(8-p)`

`=`

`0`

`p`

`=`

`0 ∨ p=8`

d

`x(x-2)`

`=`

`3x-6`

`x^2-2x`

`=`

`3x-6`

`x^2-5x+6`

`=`

`0`

`(x-2)(x-3)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`2 ∨ x=3`

e

`x^2`

`=`

`x+12`

`x^2-x-12`

`=`

`0`

`(x+3)(x-4)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`text(-)3 ∨ x = 4`

f

`x^3`

`=`

`4x`

`x^3-4x`

`=`

`0`

`x(x^2-4)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`0 ∨ x^2 = 4`

`x`

`=`

`0 ∨ x =text(-)sqrt(4) vv x=sqrt(4)`

`x`

`=`

`0 ∨ x = text(-)2 ∨ x = 2`

Opgave 4
a

Voer in: Y1=X^3 en Y2=4 - x.
Venster: standaard.

Je ziet dat er één snijpunt is. Daarna tabel bekijken tussen `x = 1,0` en `x = 1,5` en verder verfijnen, inklemmen dus.

`x ≈ 1,379`

b

Voer in: Y1=600/X en Y2=18 + 0.04X.
Venster bijvoorbeeld: `text(-)500 ≤ x ≤ 50` en `text(-)50 ≤ y ≤ 50` .

Je ziet dat er twee snijpunten zijn. Bekijk de tabel.

`a ~~ 31,174 vv a ~~ text(-)481,174`

Opgave 5
a

Voer in: Y1=X^3+2X en Y2=16
Venster bijvoorbeeld: `text(-)5 \leq x\leq 5` en `text(-)25\leq y\leq 25` .

`x~~2,26` (een tabel met stapgrootte `0,001` ).

b

Voer in: Y1=X+√X en Y2=10
Venster bijvoorbeeld: `0 \leq x\leq 15` en `0\leq y\leq 25` .

`x~~7,30` (een tabel met stapgrootte `0,001` ).

c

Voer in: Y1=X+10/X en Y=10
Venster bijvoorbeeld: `text(-)5\leq x\leq 15` en `text(-)25\leq y\leq 25` .

`l~~1,13 vv l~~8,87` (twee keer een tabel maken met stapgrootte `0,001` ).

d

Voer in: Y1=300/(X+4) en Y2=20
Venster bijvoorbeeld: `text(-)20 \leq x\leq 20` en `text(-)50\leq y\leq 50` .

`p=11` (een tabel met stapgrootte `1` ).

Opgave 6
a

Algebraïsch:

`1/(x+3)+1/x`

`=`

`1/2`

`x/(x(x+3))+(x+3)/(x(x+3))`

`=`

`1/2`

`(2x+3)/(x(x+3))`

`=`

`1/2`

`2(2x+3)`

`=`

`x(x+3)`

`4x+6`

`=`

`x^2+3x`

`x^2-x-6`

`=`

`0`

`(x-3)(x+2)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`3 vv x=text(-)2`

Op de GR:

Voer in: Y1=1/(X+3)+1/X en Y2=1/2.
Venster: standaard.
Lees de snijpunten af.

b

Algebraïsch:

`20/(p^2+5)`

`=`

`2`

`20`

`=`

`2(p^2+5)`

`10`

`=`

`p^2+5`

`p^2`

`=`

`5`

`p`

`=`

`sqrt( 5 ) vv p=text(-)sqrt(5)`

Op de GR:
Voer in: Y1=20/(X^2+5) en Y2=2.
Venster: standaard.

c

Algebraïsch:

`10/(2x)+1`

`=`

`x/(x+1)`

`10/(2x)+(2x)/(2x)`

`=`

`x/(x+1)`

`(10+2x)/(2x)`

`=`

`x/(x+1)`

`(10+2x)(x+1)`

`=`

`2x*x`

`10x+10+2x^2+2x`

`=`

`2x^2`

`12x+10`

`=`

`0`

`12x`

`=`

`text(-)10`

`x`

`=`

`text(-)5/6`

Op de GR:
Voer in: Y1=10/(2X)+1 en Y2=X/(X+1).
Venster: standaard.

d

Algebraïsch:

`(5 x) / (x^2 + 2 x) - 6/x`

`=`

`1 / (x + 2)`

`(5 x) / (x^2 + 2 x)`

`=`

`1 / (x + 2) + 6/x`

`(5 x) / (x^2 + 2 x)`

`=`

`x / (x(x + 2)) + (6(x + 2))/(x(x + 2))`

`(5 x) / (x^2 + 2 x)`

`=`

`(7x + 12)/(x^2 + 2x)`

`5x`

`=`

`7x + 12`

`x`

`=`

`text(-)6`

Op de GR:
Voer in: Y1=5X/(X^2+2X) - 6/X en Y2=1/(X+2).
Venster: standaard.

Opgave 7
a

`2x - 3(x+4) = 5x - 18` geeft `6x=6` en dus `x = 1` .

b

`sqrt( x + 4 ) = 20` geeft `x+4 = 20^2` en `x = 396` .

c

`( 2 x - 5 ) ^3 = 125` geeft `2x-5=5` en `x = 5` .

d

`sqrt( a^2 + 4 ) - 20 = 0` geeft `a^2+4 = 400` en `a = sqrt( 396 ) vv a=text(-)sqrt( 396 )` .

e

`2 x^2 - 2 = 12 x + 30` geeft `x^2 - 6x -16=0` en `x = text(-)2 ∨ x = 8` .

f

`(text(-)x + 2)(2x + 3) = (3 - 4x)(2x + 3)` geeft `text(-)x + 2 = 3 - 4x vv 2x + 3 = 0` , zodat `x=text(-)1,5 vv x=1/3` .

Opgave 8
a

GR:
Voer in: Y1=√(X) en Y2=6-X
Zoek het snijpunt. Je vindt dan `x=4` .

Algebraisch:

`sqrt(x)`

`=`

`6-x`

`x`

`=`

`(6-x)^2`

`x`

`=`

`36-12x+x^2`

`x^2-13x+36`

`=`

`0`

`(x-4)(x-9)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`4`

De oplossing `x=9` vervalt.

b

Voer in: Y1=X^4 en Y2=2+X

Zoek de twee snijpunten, deze vind je bij `x=text(-)1` en `x~~1,35` .

Opgave 9
a

`p = 0` geeft `q = text(-)216 2/3` .

`q = 0` geeft `p = 325` .

b

`q = 0` geeft `W = 0` .

`W = 0` geeft `q = 0 ∨ q = 200` .

c

`l = 0` geeft `k = sqrt( 96 ) vv k=text(-)sqrt( 96 )` .

`k = 0` geeft `l = 8 ∨ l = text(-)12` .

d

`d = 0` geeft `a = 1` .

`a = 0` geeft `d = sqrt( 3000 ) vv d=text(-)sqrt(3000)` .

e

`x = 0` geeft `y = sqrt( 18 ) vv y=text(-)sqrt(18)` .

`y = 0` geeft `x = ± sqrt( 8 ) vv x=text(-)sqrt(8)` .

f

`x=0` geeft `y=sqrt(sqrt(3)) vv y=text(-)sqrt(sqrt(3))` of `y=root[4](3) vv y=text(-)root[4](3)` .

`y = 0` geeft `x = sqrt( 3 ) vv x=text(-)sqrt(3)` .

Opgave 10
a

`12/(x+10)`

`=`

`400`

`x+10`

`=`

`12/400`

`x`

`=`

`12/400 - 10 ~~ text(-)9,97`

b

`2/(x+2)+x/3`

`=`

`text(-)7/3`

`6/(3x+6)+(x^2+2x)/(3x+6)`

`=`

`text(-)7/3`

`18+3x^2+6x`

`=`

`text(-)21x-42`

`60+3x^2+27x`

`=`

`0`

`x^2+9x+20`

`=`

`0`

`(x+5)(x+4)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`text(-)5 vv x=text(-)4`

c

`(2a)/(a-1)-(3)/(a)`

`=`

`2`

`(2a^2)/(a(a-1))-(3a-3)/(a(a-1))`

`=`

`2`

`2a^2-3a+3`

`=`

`2a^2-2a`

`a`

`=`

`3`

d

`(2x^2-4x+2)/(x^4+1)`

`=`

`0`

`2x^2-4x+2`

`=`

`0`

`x^2-2x+1`

`=`

`0`

`(x-1)(x-1)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`1`

e

`(x+1)/(x^2+1)`

`=`

`(x+2)/(2x+2)`

`(x+1)(2x+2)`

`=`

`(x^2+1)(x+2)`

`2x^2+2x+2x+2`

`=`

`x^3+x+2x^2+x`

`3x`

`=`

`x^3`

`x^3-3x`

`=`

`0`

`x(x^2-3)`

`=`

`0`

`x`

`=`

`0 vv x=sqrt(3) vv x=text(-)sqrt(3)`

Opgave 11

`(2)/(sqrt(5x^2-3)) = 1/x` geeft `2x = sqrt(5x^2-3)` en `x^2=3` .
Oplossing: `x=sqrt(3) vv x=text(-)sqrt(3)` .

Opgave 12
a

`h = 381 - 4,9 t^2`

b

`381-4,9t^2=0` geeft `t ≈ 8,8` s.

c

De formule voor de snelheid is `v=9,8t` . Vul nu voor `t` de bij b gevonden waarde `t=sqrt(381/(4,9))~~8,8` in.

Je vindt dan `v=9,8*8,8~~86,4` m/s.

`86,4` m/s komt overeen met `311040` meter per `3600` s of wel `311,1 ` km/h.

Opgave 13Probleem met boswal
Probleem met boswal

Noem de lengte van het land zonder boswal `x` .
De oppervlakte van het land zonder boswal is `x^2` .
De lengte van het land met boswal is `x-4` en de breedte `x-8` .
De oppervlakte van het land nadat een stuk is afgestaan voor de boswal is volgens de boer de helft van zijn oorspronkelijke land: `0,5x^2` .

Je krijgt de vergelijking `(x-4)(x-8)=0,5x^2` .

Voer in: Y1=(X-4)(X-8) en Y2=0.5X^2.
Venster bijvoorbeeld: `0 \leq x\leq 50` en `0\leq y\leq 800` .

Je vindt `x~~20,94` (een tabel met stapgrootte `0,001` ). ( `x~~3,06` kan niet).

De oppervlakte van het oorspronkelijk stuk land is ongeveer `20,94^2~~438,5` m2.

De boer houdt ongeveer `219` m2 over.

Opgave 14Kaarsen maken
Kaarsen maken
a

`V` staat voor de hoeveelheid kaarsvet en moet je zien als een inhoud. De inhoud van een cilinder kan worden berekend met de formule `I=pi r^2h` .

Bereken eerst de inhoud `K` van de hele kaars. De hoogte is gelijk aan `20`  cm. De straal is `1,5`  mm (voor de eerste onderdompeling is het alleen nog maar de lont) en wordt bij elke onderdompeling `0,5`  mm groter. Dus de lengte `r` van de straal is afhankelijk van het aantal onderdompelingen volgens de formule `r=1,5+0,5a` . Toegepast op de formule van de inhoud geeft dit `K=pi*(1,5+0,5a)^2*200` , oftewel `K=200pi(1,5+0,5a)^2` . Maar de inhoud van de lont zelf moet er afgehaald worden. Deze lont heeft een diameter van `3` mm en dus een straal van `1,5` mm. Dit toegepast op de formule voor de inhoud geeft dit voor de inhoud `L` van de lont: `L=pi*(1,5)^2*200=450pi` .

De hoeveelheid kaarsvet `V` kan dan worden berekend door `V=K-L` ofwel `V=200pi(1,5+0,5a)^2-450pi` .

b

Voer in: Y1=200π(1.5+0.5a)^2 - 450π.
Venster bijvoorbeeld: `0 ≤ x ≤ 1000` en `0 ≤ y ≤ 160000000` .

c

`200\ pi (1,5+0,5a)^2-450\ pi = 106000` geeft `a ~~ 23` .

Na `23` onderdompelingen.

Opgave 15
a

`t = 9 1/6`

b

`p = text(-)1 ∨ p = 5`

c

`x = sqrt( 140 ) vv x=text(-)sqrt(140)`

d

`x=4`

e

`x=text(-)1 vv x=3`

Opgave 16

`x~~text(-)2,33 vv x~~ 1,88`

verder | terug