Los de stelsels van vergelijkingen op. Rond indien nodig af op twee decimalen.
`{(3 a+4b=10),(a-2b=4):}`
`{(2x-y=5),(3x+5y=15):}`
`{(p*q=400),(q=200-0,5p):}`
`{(text(-)3x^2+y^2=text(-)27), (2x+y=3):}`
In een klein theater zijn twee soorten plaatsen: "zaal" en "balkon" . Voor een bepaalde voorstelling kost een zaalplaats € 12,50 en een balkonplaats € 15,00. Er worden die avond `82` kaarten verkocht met een totale opbrengst van € 1080,00.
Hoeveel mensen hadden een balkonplaats?