Werken met formules > Stelsels
1234567Stelsels

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1

Omdat er `300` bezoekers zijn is `x + y = 300` . De totale inkomsten zijn `2,5 x + 4,5 y` en dat is samen `1110` euro, dus `2,5 x + 4,5 y = 1110` .

Je kunt nu dit probleem oplossen door beide vergelijkingen te herleiden naar de vorm `y=...` en dan het snijpunt van beide functies te berekenen.

Opgave 1
a

`y = 246 2/3 - 5/9 x`

b

`x+y`

`=`

`300`

`x+(text(-)(5)/(9)x + 246 2/3)`

`=`

`300`

`x-(5)/(9)x + 246 2/3`

`=`

`300`

`(4)/(9)x + 246 2/3`

`=`

`300`

`(4)/(9)x`

`=`

`53 1/3`

`x`

`=`

`120`

c

Je hoeft dan niet met breuken te rekenen.

Opgave 2
a

`y = text(-)2 x + 6`

b

`x - 3 ( text(-)2 x + 6 ) = text(-) 4`

c

`x = 2`

d

`x = 2` en `y = 2` .

e

`2 ( 3 y - 4 ) + y `

`=`

` 6`

`7y`

`=`

`14`

`y`

`=`

`2`

`x-3*2`

`=`

`text(-)4`

`x`

`=`

`2`

Opgave 3
a

`{ (2,5 x + 2,5 y, =, 750), (2,5 x + 4,5 y, =, 1110):}`

Als je de bovenste vergelijking van de onderste aftrekt, krijg je:

`2,5x+4,5y-2,5x-2,5y=1110-750` en dus `2y=360` en `y=180` .

Uit de oorspronkelijke vergelijking `x+y=300` volgt dan: `x=120` .

b

`{ (4,5 x + 4,5 y, =, 1350), (2,5 x + 4,5 y, =, 1110):}`

Trek nu de onderste vergelijking van de bovenste af:

`4,5x+4,5y-(2,5x+4,5y)`

`=`

`1350-1110`

`4,5x+4,5y-2,5x-4,5y`

`=`

`1350-1110`

`2x`

`=`

`240`

`x`

`=`

`120`

Uit `x+y=300` volgt `y=180` .

c

`{ (5 x + 5 y, =, 1500), (text(-)5 x - 9 y, =, text(-)2220):}`

Tel de onderste vergelijking bij de bovenste op:

`5x+5y+(text(-)5x-9y)`

`=`

`1500+text(-)2220`

`5x+5y-5x-9y`

`=`

`1500-2220`

`text(-)4y`

`=`

`text(-)720`

`y`

`=`

`180`

Uit `x+y=300` volgt `y=180` .

Opgave 4
a

De bovenste vergelijking met `3` vermenigvuldigen levert:

`{ (6 x + 3y, =, 18), (x - 3 y, =, text(-)4):}`

Beide zijden optellen:

`6x+3y+(x-3y)`

`=`

`18+text(-)4`

`7x`

`=`

`14`

`x`

`=`

`2`

Invullen in een van beide vergelijkingen geeft `y = 2` .

b

De onderste vergelijking met `2` vermenigvuldigen levert:

`{ (5x - 4y, =, 8), (4x - 4y, =, 6):}`

Beide zijden aftrekken:

`5x-4y-(4x-4y)`

`=`

`8-6`

`x`

`=`

`2`

Invullen in een van beide vergelijkingen geeft `y = 0,5` .

Opgave 5

Eerst beide vergelijkingen schrijven als `y = ...`

Voer in: Y1=-2X + 6 en Y2=1/3X + 4/3 .
Venster bijvoorbeeld: `text(-)10 le x le 10` en `text(-)10 le y le 10` .
Je vindt `x = 2` en `y = 2` .

Opgave 6
a

`x~~8,83` en `y~~text(-)24` .

b

`x~~20,29` en `y~~5,27` .

Opgave 7
a

Omdat de vergelijking `l * b = 120` een product van `l` en `b` bevat.

b

Eerst de vergelijkingen herschrijven: `l = 120/b` en `l = 23 - b` .

Voer in: Y1=120/X en Y2=23-X
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 25` en `0 le y le 25`

Dan snijpunt bepalen met intersect.

Opgave 8
a

Dat lukt niet.

b

Dat hangt af van de manier waarop je dit aanpakt. Je komt waarschijnlijk op een uitdrukking zonder `x` en `y` die niet waar kan zijn.

c

Het zijn vergelijkingen van twee evenwijdige lijnen, deze hebben per definitie geen snijpunten.

Opgave 9

Als je bijvoorbeeld de balansmethode gebruikt om het stelsel op te lossen kom je op een uitdrukking zonder `x` en `y` die niet waar kan zijn. Het stelsel heeft dus geen oplossingen.

Opgave 10
a

Bovenste vergelijking met `2` vermenigvuldigen levert het stelsel:

`{(2 x + 2 y, = , 12),(2x-3y, =, 0):}`

Onderste van de bovenste aftrekken:

`5y=12` en `y=12/5=2 2/5` .

Met `x+y=6` kom je op `x=3 3/5` .

b

Vermenigvuldig de bovenste vergelijking met `3` , en de onderste met `2` :

`{(6 x + 12 y, = , 21),(6 x + 10 y, =, 16):}`

Onderste van de bovenste aftrekken:

`2y=5` en `y=2,5` .

Invullen in `2x+4y=7` levert `x=text(-)1,5` .

c

Je kunt de bovenste vergelijking direct in de onderste substitueren: `x + x^2 = 6` .

Dit geeft `x=2 vv x=text(-)3` .

Ofwel `x=2` en `y=4` , ofwel `x=text(-)3` en `y=9` .

d

Schrijf de vergelijkingen eerst als functies van `y` , zodat je ze kunt invoeren in de GR:

`{(y, = , 84 / x),(y, =, 29 - 2x):}`

Voer in: Y1=84/X en Y2=29-2X.
Venster bijvoorbeeld: `text(-)10 le x le 20` en `text(-)30 le y le 30` .

Laat de rekenmachine de snijpunten bepalen.

Dat levert op: `x=4` en `y=21` of `x = 10,5` en `y = 8` .

e

Schrijf de onderste vergelijking als `y=2x+5` en substitueer dit in de bovenste:
`x^2 + (2x+5)^2 = 50` geeft `x^2+4x-5=0` en dus `x=1 vv x=text(-)5` .
Oplossing: `x=text(-)5` en `y=text(-)5` of `x=1` en `y=7` .

Opgave 11

`l * b = 300` en `2 l + 2 b = 80` .

Herleid de tweede vergelijking naar `b=40-l` en substitueer in de eerste `l(40-l)=300` .

De rechthoek is `10` bij `30` centimeter.

Opgave 12

Noem de hoeveelheid kg kaas `k` en de hoeveelheid kilogram boter `b` .

Iedere kg kaas gebruikt `9,8` kg melk en iedere kg boter `22,5` kg melk. In totaal is er `1000` kg melk beschikbaar, dus:

`9,8k+22,5b=1000`

Tevens wordt er twee keer zo veel boter als kaas gemaakt: `b=2k` .

Het op te lossen stelsel is dus:

`{( {:9,8:} k + {:22,5:} b, =, 1000),( b, = , 2 k):}`

De onderste vergelijking substitueren in de bovenste levert:

`54,8k=1000`

`k~~18,25`

Dus `b=36,5` .

Opgave 13

Noem de prijs van een thuja `t` en de prijs van een jeneverbes `j` . Als er `20` thuja's en `12` jeneverbessen gekocht zijn voor € 267,00 valt dat om te schrijven naar `20 t + 12 j = 267` .

Twee jeneverbessen plus € 18,00 worden omgeruild voor vijf thuja's: `2 j + 18 = 5 t` , oftewel `text(-)5t+2j=text(-)18` . Je stelsel is dus:

`{( 20 t + 12 j, =, 267),( text(-)5 t + 2 j, = , text(-)18):}`

Vermenigvuldig de onderste vergelijking met `4` en tel bij de bovenste vergelijking op:

`20j=195` geeft `j=9,75` .

Invullen in een van de vergelijkingen levert `t=7,5` .

Opgave 14Drie vergelijkingen met drie onbekenden
Drie vergelijkingen met drie onbekenden

De tweede vergelijking van de eerste vergelijking aftrekken: `x+4y=text(-)20` .
De tweede vergelijking twee keer van de derde vergelijking aftrekken: `7x+3y=55` .

Je hebt nu het stelsel:

`{(x+4y=text(-)20),(7x+3y=55):}`

De eerste vergelijking met `3` vermenigvuldigen en de tweede vergelijking met `4` vermenigvuldigen geeft:

`{(3x+12y=text(-)60),(28x+12y=220):}`

De tweede vergelijking van de eerste vergelijking aftrekken geeft `text(-)25x=text(-)280` , dus `x=11,2` .

Invullen leidt tot `y=text(-)7,8` .

De gevonden `x` en `y` invullen geeft: `z=text(-)6,2` .

Opgave 15Een restaurant beginnen
Een restaurant beginnen
a

Noem het aantal bestelde borden `b` , het aantal bestelde kommen `k` en het aantal bestelde sets bestek `s` .

Je vindt dan: `{( 1,5 b + 1,2 k + 6 s, =, 1560 ),( 0,4 b + 0,4 k + 2 s, = , 500 ),( b - 2k , = , 0 ):}`

b

`{( {:1,5:} b + {:1,2:} k + 6 s, =, 1560 ),( {:0,4:} b + {:0,4:} k + 2 s, = , 500 ),( b - 2k , = , 0 ):}`

Vermenigvuldig de onderste vergelijking met `0,4` , en trek die van de middelste af. Deel de onderste vergelijking daarna weer door `0,4` , zodat je de oorspronkelijke onderste vergelijking terugkrijgt:

`{( {:1,5:} b + {:1,2:} k + 6 s, =, 1560 ),( {:1,2:} k + 2 s, = , 500 ),(b - 2k , = , 0 ):}`

Vermenigvuldig de onderste vergelijking nu met `1,5` , en trek die van de bovenste af, waarna je de onderste vergelijking weer terugschrijft naar het origineel:

`{( {:4,2:} k + 6 s, =, 1560 ),( {:1,2:} k + 2 s, = , 500 ),( b - 2k , = , 0 ):}`

Los nu de bovenste twee vergelijkingen op door de onderste daarvan (de middelste van de drie) te vermenigvuldigen met `3` , en die van de bovenste af te trekken:

`{( {:0,6:} k , =, 60 ),( {:3,6:} k + 6 s, = , 1500 ),( b - 2k , = , 0 ):}`

Uit de bovenste vergelijking volgt:

`k=100`

Uit `3,6k+6s=1500` en `b-2k=0` kun je dan opmaken dat `b=200` en `s=190` .

Omdat iedere set borden `5` borden bevat, zijn er `200/5=40` sets borden besteld. Voor hetzelfde geld zijn er `25` sets kommen besteld.

Opgave 16
a

`a=3,6` en `b=text(-)0,2` .

b

`x ~~3,08` en `y ~~1,15` .

c

`p~~2,01` en `q~~198,99` of `p~~397,99` en `q~~1,01` .

d

`x=6` en `y=text(-)9` .

Opgave 17

Er zaten `22` mensen op het balkon.

verder | terug