Breng met de grafische rekenmachine de grafiek van `f(x)=sqrt(x+2 )` goed in beeld. Geef het domein en bereik van `f` .
Je kunt niet de wortel nemen van een negatief getal. Dus er moet gelden dat `x + 2 \ge 0` en hieruit volgt dat `x \ge text(-)2` . Het kleinste getal dat mogelijk is als invoerwaarde is `x=text(-)2` . Je krijgt dan als functiewaarde `f(text(-)2 )=sqrt(text(-)2 +2 )=0` . En verder worden de functiewaarden langzaam groter naarmate je een groter getal voor `x` kiest.
De gebruikte vensterinstelling is `[text(-)3 , 10 ]xx[text(-)2 , 5 ]` .
Het wortelteken in het functievoorschrift bepaalt het domein en het bereik.
De wortel uit een negatief getal is niet reëel, dus `text(D)_(f)=[text(-)2 ,→⟩` .
De functiewaarden zijn `0` of groter, dus `text(B)_(f)=[0 ,→⟩` .
Gegeven is de functie `f` met `f(x)=1 -sqrt(x)` .
Welke waarden kan `x` aannemen? Schrijf het domein van `f` op.
Bereken algebraïsch de snijpunten van de grafiek van `f` met de assen.
Bekijk de grafiek van `f` . Schrijf het bereik van `f` op.
Je ziet vier grafieken van een functie. Alle toppen en nulpunten zijn in beeld.
Schrijf het domein en bereik van deze functies op. Geef waar nodig benaderingen in twee decimalen nauwkeurig.
Gegeven is de functie `f(x)=400 - (x-10 ) ^2` . Het domein van deze functie is `[0 , 40 ]` .
Breng de grafiek met de grafische rekenmachine goed in beeld. Bekijk eventueel Voorbeeld 2 of het practicum nog eens.
Geef de coördinaten van de toppen van `f` .
Bepaal het bereik van `f` . (Let op het gegeven domein!)