`P=0,06 +250/a`
€ 0,06
Theoretisch worden ze dan oneindig groot, maar `a=0` betekent hier dat de school alleen de volledige kosten van de machine moet betalen. Dus € 250,00. Let er op dat je `a=0` niet mag invullen in de formule (want je deelt dan door `0` ). En bijvoorbeeld `a=0,1` mag ook niet, omdat het om een aantal gaat.
`K(10000)=0,095`
Dat is
`9,5`
eurocent per kopie.
`7,5` eurocent per kopie.
`K=0,075`
`K(1)=200,08` euro.
Voer in: Y1=4/X+2.
`x=0` ; bij X=0 staat ERROR of iets dergelijks.
Vul voor `x` grote getallen in, je ziet dan dat de functiewaarden in de buurt van `2` komen.
Vul voor `x` negatieve getallen in zoals in het voorbeeld, je ziet dan dat de functiewaarden in de buurt van `2` komen.
`y=2`
`text(D)_(f)=⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , →⟩`
`text(B)_(f)=⟨←, 2 ⟩∪⟨2 , →⟩`
Voer in Y1=4/(X+2).
Verticale asymptoot:
`x=text(-)2`
.
Functiewaarden in de buurt van `0` .
Functiewaarden in de buurt van `0` (heel klein betekent hier: heel ver negatief).
`y=0`
`text(D)_(f)=⟨←, text(-)2 ⟩∪⟨text(-)2 , →⟩`
`text(B)_(f)=⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , →⟩`
`f(x)=0` betekent `x-10=0` en dus `x=10` .
Delen door
`0`
kan niet.
`x^2-25 = 0`
als
`x=text(-)5 ∨ x=5`
.
Door getallen vlak in de buurt van deze twee waarden in te vullen, ontdek je dat de
functiewaarden heel erg groot of heel erg klein (erg negatief) worden.
De lijnen
`x=text(-)5`
en
`x=5`
zijn de verticale asymptoten.
Neem je grote of kleine waarden, dan zie je dat de functiewaarden steeds dichter bij `0` uitkomen. De lijn `y=0` is de horizontale asymptoot. Controleer dit door het in te voeren in de GR en de tabel te raadplegen.
Je kunt het ook zo zien: als je grote waarden voor `x` invult, dan wordt `x^2-25` sneller groter dan `x-10` . Dan moet gelden voor de uitdrukking `(x-10)/(x^2-25)` dat dit dicht bij `0` moet liggen voor grote `x` -waarden.
Venster bijvoorbeeld: `[text(-)10 , 25]xx[text(-)4 , 4]` .
Minimum `f(1,340 )~~0,373` en maximum `f(18,660 )~~0,027` .
`text(D)_(f)=⟨←, text(-)5 ⟩∪⟨text(-)5 , 5 ⟩∪⟨5 , →⟩`
`text(B)_(f)=⟨←; 0,027 ⟩∪⟨0,373 ; →⟩`
(denk om de afrondingen op drie decimalen)
`1 +x^2>0` voor alle `x` .
`g(x)=0` wil zeggen `4x=0` , dus gewoon `x=0` .
Na grote positieve en erg negatieve waarden voor `x` in te vullen zie je dat `y=0` de horizontale asymptoot is.
`text(D)_(g)=RR`
`text(B)_(g)=[text(-)2 , 2 ]`
Verticale asymptoot: `x=0` en horizontale asymptoot: `y=4` .
`text(D)_(f) = ⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , →⟩`
`text(B)_(f) = ⟨←, 4 ⟩∪⟨4 , →⟩`
Verticale asymptoot: `x=0` en horizontale asymptoot: `y=text(-)1` .
`text(D)_(g) = ⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , →⟩`
`text(B)_(g) = ⟨←, text(-)1 ⟩∪⟨text(-)1 , →⟩`
Verticale asymptoot: `x=text(-)2` en `x=2` en horizontale asymptoot: `y=0` .
`text(D)_(h)=⟨←, text(-)2 ⟩∪⟨text(-)2 , 2 ⟩∪⟨2 , →⟩`
`text(B)_(h)=RR`
Horizontale asymptoot: `y=1` ; er is geen verticale asymptoot.
`text(D)_(k)=RR`
`text(B)_(k)=[0 , 1:)`
`x=0` en `y=5` .
Translatie van `text(-)5` ten opzichte van de `x` -as.
`(10x)/(x-20)^2 = 0` geeft `10x=0` en dus `x=0` .
Verticale asymptoot:
`x=20`
.
Horizontale asymptoot:
`y=0`
.
Venster bijvoorbeeld: `[text(-)200, 200]xx[text(-)1, 1]` .
`f(x)` heeft een top `(text(-)20; text(-)0,125)` . Het minimum is `text(-)0,125` . Alle andere functiewaarden van `f` liggen daarboven.
`text(B)_(f)=[text(-)0,125; →⟩`
`x^2/(x^4+10) = 0` geeft `x^2=0` en dus `x=0` .
Horizontale asymptoot:
`y=0`
.
Er is geen verticale asymptoot.
Venster bijvoorbeeld: `[text(-)10 , 10 ]xx[text(-)0,1; 0,2 ]` .
Het bereik ligt tussen het nulpunt en de toppen die je aan weerszijden daarvan ziet op de GR. Met de optie maximum vind je de top op `y=0,16` .
`text(B)_(f)=[0 ; 0,16 ]`
`TK(120)=1540`
De kosten per stuk zijn:
`1540/120~~12,83`
euro.
Noem de gemiddelde kosten `GK` . De gemiddelde kosten van een artikel zijn de totale kosten gedeeld door het totale aantal artikelen, ofwel `GK=(TK)/q` . Het hellingsgetal van de lijn door `(0, 0)` en `(q, TK)` is `(TK-0)/(q-0)=(TK)/q` .
`GK = (100+0,1q^2)/q = 100/q + 0,1 q`
Verticale asymptoot:
`q=0`
.
`text(D)_(GK)=⟨0, →⟩`
`text(B)_(GK)=[6,32 ; →⟩`
Ongeveer vier keer zo groot.
`15+(7,2)/(0,0785-0,0034T) = 5*60`
geeft
`(7,2)/(0,0785-0,0034T)=285`
en dus
`0,0785-0,0034T = (7,2)/285`
, zodat
`T~~16`
.
De watertemperatuur is ongeveer
`16`
°C.
Er is een verticale asymptoot als `0,0785-0,0034T=0` , dus bij `T~~23` .
Als de watertemperatuur `23` °C is kan een persoon niet onderkoeld raken.
(naar: examen havo wiskunde B in 2011, eerste tijdvak))
Is er een omgekeerd evenredig verband tussen `W` en `f` ?
De waarden van
`W`
zijn dalen naarmate
`f`
toeneemt.
`W(15)=22`
en
`W(30000)=0,011`
.
`text(B)_(W)=[0,011; 22 ]`
Vleermuizen kunnen hoogfrequente geluiden horen, soms wel geluiden met een frequentie van `120000` Hz. Is dit een hoog of juist laag geluid?
De golflengte is `W(120000)=0,00275` meter.
`W(20)=16,5` . Dus het gaat om een bas (lage toon) met een golflengte langer dan `16,5` meter.
`W` nadert tot `0` m.
`f(100 )~~2,0606` en `f(text(-)100 )~~1,9406` .
`x=text(-)2`
Voer in: Y1=(4+2X)/(X-1). Venster: Standaard.
`x=1` en `y=2` .
`text(D)_(f)=⟨←, 1 ⟩∪⟨1 , →⟩` en `text(B)_(f)=⟨←, 2 ⟩∪⟨2 , →⟩` .
`10,9` °C
`〈2 , →〉`
Verticale asymptoot: `T=2` en horizontale asymptoot: `K=0` .
`⟨0 , →⟩`