Voor een rit in een taxi betaal je:
voorrijkosten van € 3,20
€ 1,20 per gereden kilometer.
De prijs `P` per gereden km hangt af van het aantal gereden kilometers `a` . Er geldt: `P=1,20 +(3,20)/a` .
De grafiek van deze functie heeft geen nulpunten of extremen, maar wel geldt:
Als `a` heel groot wordt, benaderen de functiewaarden het getal `1,20` . Je ziet dat als je een tabel bij de functie maakt. Dit betekent dat de grafiek steeds dichter bij de lijn `P=1,20` komt te liggen. Deze lijn heet de horizontale asymptoot van de grafiek van `P` .
Als `a` dicht bij `0` komt, worden de functiewaarden steeds groter:
Het getal `0` mag je niet voor `a` invullen, want dan moet je delen door `0` en dat kan niet. Dit betekent dat de grafiek steeds dichter bij de lijn `a=0` (de verticale as) komt te liggen. Dit is de verticale asymptoot van de grafiek van `P` .
Als je de grafiek van de functie tekent, zorg je ervoor dat ook dit soort karakteristiek gedrag zichtbaar wordt, net als nulpunten en toppen.
Van een bepaald type kopieerapparaat worden de kosten per kopie in een maand gegeven door `K(a)=200/a+0,075` . Hierin is `a` het aantal kopieën per maand en `K` zijn de kosten in euro.
Bereken de kosten per kopie als er `10000` kopieën per maand met deze machine worden gemaakt.
Welke waarde benaderen de kosten per kopie als het aantal kopieën heel erg groot is?
Welke horizontale asymptoot heeft de grafiek van `K` ?
Als er in een bepaalde maand geen kopieën worden gemaakt, kun je niet spreken van
de kosten per kopie. Het minimale aantal kopieën waarbij dit nog wel kan, is
`1`
.
Hoeveel bedragen de kosten per kopie maximaal?