Voer in: Y1=(X^2-9)/(X-3), bijvoorbeeld met het standaardvenster.
Bij `x=3` .
`lim_(x↓3) f(x) = lim_(x↑3) f(x) = 6`
`f(x)= (x^2-9) / (x-3) = ((x-3 )(x+3 )) / (x-3) =x+3` zolang `x≠3` .
Neem `x=3` en je ziet dat `f(3) = 0/0` en daar kun je geen uitkomst aan toekennen.
Voer in Y1=(X^2-9)/(X-3) met (bijvoorbeeld) het standaardvenster.
Bekijk een tabel in de buurt van `x=3` .
Je maakt de functie `f` continu door af te spreken dat `f(3 )=6` en dat het gegeven functievoorschrift alleen geldig is voor `x≠3` .
Voor functie `g` geldt: `lim_(x↑3) g(x)=text(-) ∞` en `lim_(x↓3) g(x)=∞` .
Voer in: Y1=(X-3)/(X^2-9).
`f(x)`
bestaat niet voor
`x^2-9=0`
, ofwel
`x=+-3`
.
`x=text(-)3 vv x=3`
Verticale asymptoot:
`x=text(-)3`
.
Limieten:
`lim_(x↓text(-)3) f(x)= ∞`
en
`lim_(x↑text(-)3) f(x)=text(-)∞`
.
`f(x)= (x-3)/(x^2-9) = (x-3)/((x-3 )(x+3 )) = 1/(x+3)` als `x≠3` .
Je weet dat er een verticale asymptoot op `x= text(-)3` ligt en een perforatie op `x=3` .
Daarbij heeft `f(x)` een horizontale asymptoot: `lim_(x rarr +-∞) (x-3)/(x^2-9) = lim_(x rarr +-∞) (1/x-3/x^2)/(1-9/x^2)=0`
`text(D)_(f)=⟨←, text(-)3 ⟩∪⟨text(-)3 , 3 ⟩∪⟨3 , →⟩`
`text(B)_(f)=⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , 1/6 ⟩∪⟨1/6 ,→⟩`
Afspreken dat `f(3 )=1/6` en dat het gegeven functievoorschrift alleen geldig is zolang `x≠3` .
Ja, `f(0 )=0` , `lim_(x↑0) f(x)=0` en `lim_(x↓0) f(x)=0` .
Nee, `f(0 )` bestaat niet, `lim_(x↑0) f(x)=text(-)1` en `lim_(x↓0) f(x)=1` .
Voer in: Y1=abs(X)/X
Als
`x gt 0`
is
`g(x)=x/x=1`
.
Als
`x lt 0`
is
`g(x)= (text(-) x) /x=text(-)1`
.
Nee, er zit een sprong in de grafiek.
De limieten aan weerszijden van
`x=text(-)2`
bereken je door zowel getallen links als getallen rechts van
`text(-)2`
, maar wel steeds dichter in de buurt van
`text(-)2`
te bekijken en na te gaan wat er gebeurt. Doe dit met een tabel op de GR, met een
gepaste kleine stapgrootte. Op dezelfde manier bepaal je de limieten rondom
`x=0`
.
Voor
`x= text(-)2`
geldt
`lim_(x↑ text(-)2) f(x)=lim_(x↓ text(-)2) f(x) = 3`
.
Voor
`x=0`
geldt
`lim_(x↑0) f(x) = ∞ `
en
`lim_(x↓0) f(x) = text(-)∞`
.
Door af te spreken dat `f(text(-)2 )=3` en dat het gegeven functievoorschrift alleen geldt voor `x≠text(-)2` .
Er is ook een horizontale asymptoot
`y=1`
.
`text(D)_f=⟨←, text(-)2 ⟩∪⟨text(-)2 , 0 ⟩∪⟨0 , →⟩`
`text(B)_f=⟨←, 1 ⟩∪⟨1 , 3 ⟩∪⟨3 , →⟩`
Het functievoorschrift is te herleiden tot `f(x)= ((x+2 )(x^2-9 )) /x` mits `x≠2` . De nulpunten zijn `x=text(-)2` , `x=text(-)3` en `x=3` . Er is een verticale asymptoot `x=0` en geen horizontale asymptoot. Er is ook geen scheve asymptoot. Er is een minimum van ongeveer `f(text(-)2,47 )~~text(-)0,55` . Er is een perforatie `(2 , text(-)10 )` .
Uit beide limieten komt `0` .
Ja.
`x/ (sqrt(| x |)) ={( sqrt(x), text(voor), x gt 0),(text(-)sqrt(text(-)x), text(voor), x lt 0):}`
De vergelijking die je wilt oplossen, is dus: `sqrt(x) le 3` .
Dit geeft `x le 9` . De oplossing van de ongelijkheid is dus `x le 9` , met `x!=0` .
`f(x)= (| x |+1) /x={( (x+1) /x=1 +1/x, text(voor), x gt 0),( (text(-) x+1) /x=text(-)1 +1/x, text(voor), x lt 0):}`
Ja, maar hij is niet zo goed zichtbaar omdat er bij `x=0` een verticale asymptoot optreedt.
De lijnen `y=1` en `y= text(-)1` .
Je hoeft nu alleen maar `0` in het juiste deel van het functievoorschrift in te vullen: `lim_(x↑0) f(x)=0` en `lim_(x↓0) f(x)=text(-)2` .
Verticale asymptoot:
`x=1`
.
Horizontale asymptoot:
`y=0`
.
Denk er om dat alle karakteristieken zichtbaar moeten zijn. Bereken eerst de nulpunten en het minimum van `f` op het gedeelte met `x≤0` . En denk om de sprong in de grafiek.
`text(D)_(f)=⟨←, 1 ⟩∪⟨1 , →⟩`
`text(B)_(f)=⟨←, text(-)2 ⟩∪[text(-)0,25 ; →⟩`
`text(D)_(f)=⟨←, text(-)2 ⟩∪⟨text(-)2, 2 ⟩∪⟨2 , →⟩`
`lim_(x↑text(-)2) f(x) = ∞` en `lim_(x↓text(-)2) f(x)=text(-)∞` , dus `x=text(-)2` is een verticale asymptoot.
`lim_(x↑2) f(x) = 0` en `lim_(x↓2) f(x)=0` , dus `x=2` is geen verticale asymptoot. Daar heeft de grafiek een perforatie.
`lim_(x→∞) f(x) = 1` en `lim_(x→text(-) ∞) f(x) = 1` . Dus de horizontale asymptoot is `y=1` .
`text(B)_(f)=⟨←, 0 ⟩∪⟨0 , 1 ⟩∪⟨1 , →⟩`
Voor `x gt 0` geldt: `f(x)=(2x+3x)/x=5` .
Voor `x lt 0` geldt: `f(x)=(text(-)2x+3x)/x=1` .
`f(x)= (| 2 x |+3 x) /x={ (5, text( voor), x gt 0), ( 1, text( voor), x lt 0):}`
Als `x gt 0` , dan levert `1/2x+1 1/2=5` het punt `A(7 , 5 )` op.
Als `x lt 0` , dan levert `1/2x+1 1/2=1` het punt `B(text(-)1 , 1 )` op.
De lengte van lijnstuk `AB` bereken je met de stelling van Pythagoras: `AB^2=(7-text(-)1)^2+(5-1)^2` .
Je vindt `AB=sqrt(8^2+4^2)=4 sqrt(5 )` .
De afzonderlijke delen van het functievoorschrift zijn op hun domein continu. Alleen voor `x=text(-)2` en `x=2` moet nader worden onderzocht of de aansluiting goed is.
Voor `x=2` geldt: `lim_(x↑2) f(x)=0,5` en `lim_(x↓2) f(x)=0,5` . Dus daar is de aansluiting goed.
Voor `x=text(-)2` geldt: `lim_(x↑text(-)2) f(x)=text(-)0,5` en `lim_(x↓text(-)2) f(x)=text(-)0,5` . Dus daar is de aansluiting ook goed.
`f(x)`
bestaat voor alle waarden van
`x`
.
De functie heeft extreme waarden op
`x=2`
en
`x=text(-)2`
:
`f(2)=1/2`
en
`f(text(-)2)=text(-)1/2`
.
`text(D)_f = ℝ`
`text(B)_f = [text(-)1/2 , 1/2]`
Voor `x lt text(-)2` heeft `f(x)=0,125` geen oplossing. Voor `text(-)2 le x le 2` : `1/4x=0,125` , ofwel `x=0,5` . Voor `x gt 2` : `1/x=0,125` , ofwel `x=8` . Als je (een schets van) de grafiek bekijkt, zie je dat voor `f(x) gt 0,125` geldt `0,5 < x < 8` .
Omdat `f(1 )=2` moet ook `1 + p + q = 2` gelden.
Omdat `f(text(-)1 )=text(-)2` moet ook `1 - p + q = text(-)2` gelden.
Hieruit volgt: `p=2` en `q=text(-)1` .
`2x^2+10x-12`
kun je ontbinden als
`2(x+6)(x-1)`
.
De functie kun je schrijven als
`f(x)=(2(x+6)(x-1))/(x-a)`
.
Nu kun je zien dat de grafiek van
`f`
een perforatie heeft als
`a=1`
of
`a=text(-)6`
.
Voor kleinverbruik was het hoogst mogelijke bedrag `P=20+0,13*600=98` .
Voor grootverbruik was het laagst mogelijke bedrag `P=40+0,08*600=88` .
Er is dus een sprong; `P` is niet continu.
`20 +0,13 x=88` geeft `x~~523,08` . Dus vanaf een verbruik van `523,08` was het grootverbruikerstarief gunstiger.
Volgens de stelling van Pythagoras is `(c*t')^2=(c*t)^2+(v*t')^2` , dus `(t')^2*(c^2-v^2)=c^2*t^2` en `((t')^2)/(t^2)=c^2/(c^2-v^2)` .
Daaruit volgt: `(t')/t=1/(sqrt(1-(v^2)/(c^2)))` .
Er moet gelden: `1-(v^2)/(c^2)>0` . Omdat beide snelheden positief zijn en `c` constant, is het domein `[0, c :)` .
`lim_(v↑c) 1/(sqrt(1-(v^2)/(c^2))) = oo`
`f(0)=1` en dus `t'=t` . De waarnemers zien op hetzelfde moment het licht. Ze staan ook op dezelfde plek, immers als `v=0` , dan blijft waarnemer B bij A staan.
Er moet gelden dat `t'=2t` , dus `(t')/t = 2` .
Los op: `1/(sqrt(1-(v^2)/(c^2)))=2` .
Je vindt: `v= 1/2 sqrt(3) * c~~0,866c` .
Onderzoek wat er aan de hand is bij `x=text(-)1` en bij `x=1` .
Bij `x=1` : `lim_(x↓1) f(x)=text(-) ∞` en `lim_(x↑1) f(x)=∞` , dus `x=1` is een verticale asymptoot.
Bij `x=text(-)1` : `lim_(x↓text(-)1) f(x)=1` en `lim_(x↑text(-)1) f(x)=1` , dus `x=text(-)1` is geen verticale asymptoot; daar zit een perforatie in de grafiek.
`y=0,5`
`text(D)_(f)=⟨←, text(-)1 ⟩∪⟨text(-)1 , 1 ⟩∪⟨1 , →⟩` en `text(B)_(f)=⟨←; 0,5 ⟩∪⟨0,5 ; 1 ⟩∪⟨1 ; →⟩` .
`x < text(-)1 ∨1 < x≤1,5`
`g(x)= (| 3 x |) /x={ (3, text(voor),x>0),(text(-)3, text(voor), x < 0):}`
`p=2` en `q=text(-)5`