Exponentiële functies > Exponentiële functies
123456Exponentiële functies

Voorbeeld 1

In het water van een meer is verontreiniging ontdekt; er wordt op een bepaald moment `40` mg/L van een bepaalde stof in het water aangetroffen. Gelukkig wordt deze stof op natuurlijke wijze afgebroken. De stof kan worden gemeten met een nauwkeurigheid van gehele mg/L. Het blijkt dat de concentratie exponentieel vervalt met `20` % per dag.
Na hoeveel dagen is deze stof uit het meer verdwenen?

> antwoord

De "groeifactor" per dag is `0,80` . Op `t=0` is er `40` mg/L gemeten. Voor de concentratie `C` (in mg/L) geldt dus: `C(t)=40 *0,80^t` .

Omdat de groeifactor tussen `0` en `1` ligt is dit een dalende exponentiële functie. Echter, zo'n exponentiële functie komt nooit op `0` uit, hoe groot je `t` ook kiest. Er is sprake van een horizontale asymptoot met vergelijking `C=0` . Zal de stof dan nooit verdwijnen? Theoretisch inderdaad niet, maar in de praktijk is de stof niet meer meetbaar als de concentratie onder de `1` mg/L zakt (dat volgt uit de nauwkeurigheid van meten). Om te bepalen na hoeveel dagen de stof is "verdwenen" , moet je daarom de ongelijkheid `40 *0,80^t lt 1` oplossen.
Dat doe je met de grafische rekenmachine. Je vindt: `t gt 16,5` .

Opgave 3

Bekijk Voorbeeld 1.

a

Leg uit waarom de groeifactor per dag `0,80` is.

b

Breng de grafiek van `C(t)` in beeld op de grafische rekenmachine.

c

Bereken op twee decimalen nauwkeurig vanaf welk tijdstip de concentratie niet meer meetbaar is, dus `C(t) < 1` .

verder | terug