Logaritmische functies > Eigenschappen
123456Eigenschappen

Voorbeeld 3

Los de vergelijking `\ ^2log(x) = 3` algebraĆÆsch op.

> antwoord

Bij het oplossen van zo'n vergelijking gebruik je de definitieformules. Als je op beide zijden een exponentiĆ«le functie met grondtal `2` toepast, krijg je:  `2^(\ ^2log(x)) = 2^3` en dat betekent: `x = 2^3 = 8` .

Je kunt het ook zo zien:

`\ ^2log(x)` `=` `3`
`\ ^2log(x)` `=` `\ ^2log(2^3)`
`x` `=` `2^3 = 8`
Opgave 7

Los op.

a

`\ ^5log(x) = 2`

b

`\ ^4log(2 x) = 0`

c

`\ ^(1/4) log(x^2) = text(-)4`

d

`\ ^2log(sqrt(x)) = 5`

verder | terug