Gebruik de standaardinstellingen van het venster. Merk op dat veel rekenmachines deze grafiek niet goed tekenen. Daarover zie je in het vervolg meer.
`text(D)_(f)=〈0 , →〉` en `text(B)_(f)=ℝ` .
De lijn `x=0` .
Bij de machten van `2` .
Voer in: Y1=2^X en Y2=log(X)/log(2).
Venster: standaard.
Merk op dat veel rekenmachines moeite hebben met het tekenen van een logaritmische
functie in de buurt van de verticale asymptoot.
`(2 , 4)`
Bijvoorbeeld: `(0 , 1 )` en `(1 , 0 )` ; `(1 , 2 )` en `(2 , 1 )` .
Het domein van `y_2` is gelijk aan het bereik van `y_1` .
Voer in: Y1=0.5^X en Y2=log(X)/log(0.5)
Venster: standaard
Merk op dat veel rekenmachines moeite hebben met het tekenen van een logaritmische
functie in de buurt van de verticale asymptoot.
`(1/16 , 4)`
Bijvoorbeeld: `(0 , 1)` en `(1 , 0)` ; `(1 ; 0,5)` en `(0,5 ; 1)` .
Het domein van `y_2` is gelijk aan het bereik van `y_1` .
Bij de limiet van `y_1 =0,5^x` kun je een tabel maken voor `x` -waarden zoals `x = 100` , `x = 1000` , `x = 10000` , enzovoort. De bijbehorende `y` -waarden liggen dan steeds dichter bij `0` . Van al de bijbehorende punten op de grafiek van de exponentiële functie liggen de spiegelbeelden bij spiegeling in `y = x` op de logaritmische functie met hetzelfde grondtal. Van die punten komen de `x` -waarden dus steeds dichter bij `0` en gaan tegelijk de bijbehorende `y` -waarden steeds verder de positieve `y` -as op.
Domein:
`〈0 , →〉`
.
Bereik:
`ℝ`
.
Vericale asymptoot:
`x=0`
.
`\ ^ (1/2) log(x) = 2` geeft `x = (1/2)^2 = 1/4` .
Voer in: Y1=log(X)/log(1/2) en Y2=2.
Gebruik het antwoord van b en je kunt de oplossing aflezen:
`0 < x < 1/4`
.
Domein:
`〈0 , →〉`
.
Bereik:
`ℝ`
.
Verticale asymptoot:
`x=0`
.
`\ ^3log(x) = 2` geeft `x = 3^2 = 9`
Voer in: Y1=log(X)/log(3) en Y2=2.
Gebruik het antwoord bij b en je kunt de oplossing aflezen:
`x gt 9`
.
Gebruik weer het antwoord bij b en je kunt de oplossing aflezen: `0 lt x lt 9` .
Nu moet gelden
`x-1 gt 0`
en dus
`x gt 1`
.
Domein:
`〈1 , →〉`
.
Bereik:
`ℝ`
.
`x=1`
Eerst `1` transleren ten opzichte van de `y` -as, dan met `2` vermenigvuldigen ten opzichte van de `x` -as en ten slotte met `text(-)1` transleren ten opzichte van de `x` -as.
`text(-)1 + 2 *\ ^(0,3)log(x-1) = 0` geeft `\ ^(0,3)log(x-1) = 0,5` en dus `x = 1 + 0,3^(0,5) ~~ 1,55` .
Nu moet `x+4 gt 0` , dus domein: `〈text(-)4 , →〉` .
Bereik: `ℝ` .
`x=text(-)4`
Eerst `text(-)4` transleren ten opzichte van de `y` -as, dan met `3` vermenigvuldigen ten opzichte van de `x` -as en tenslotte met `2` transleren ten opzichte van de `x` -as.
`2 + 3 *\ ^2log(x+4) = 0` geeft `\ ^2log(x+4) = text(-)2/3` en dus `x = text(-)4 + 2^(text(-)2/3) = 1/ (root[3](4)) - 4` .
Nu moet `2-x gt 0` , dus domein: `(:larr, 2:)` .
Bereik: `ℝ` .
`x=2` , dus `lim_(x uarr 2) (text(-)1 + 4 *\ ^(0,5)log(2-x)) = oo` .
Eerst met `text(-)1` vermenigvuldigen ten opzichte van de `y` -as, dan `2` transleren ten opzichte van de `y` -as, dan met `4` vermenigvuldigen ten opzichte van de `x` -as en tenslotte met `text(-)1` transleren ten opzichte van de `x` -as.
`text(-)1 + 4*\ ^(0,5)log(2 - x) = 0` geeft `\ ^(0,5)log(2 - x) = 0,25` en dus `x = 2 - root[4](0,5) ~~ 1,16` .
Kijk als je herleiding klaar is of je hetzelfde hebt gedaan als in het voorbeeld en of je dezelfde uitkomst hebt.
`p~~0,00002 *1,12^20 ~~ 19*10^(text(-)3)` Pa.
`L=20 *log((0,001)/ (0,00002) ) ~~ 34` dB.
`h = text(-)19log(p) + 57` geeft `log(p) = (h-57)/(text(-)19) ~~ text(-)0,0526h + 3` .
En dit betekent `p ~~ 10^(text(-)0,0526h + 3) = 10^3 * 10^(text(-)0,0526h) = 1000 * 0,886^h` .
`p ~~ 1000 * 10^(text(-)0,0526h)` .
`text(D)_f= (:0,→:)`
`text(B)_f` = `ℝ`
`x=0` is de verticale asymptoot.
`text(-)2 + \ ^7log(x) = 0` geeft `\ ^7log(x) = 2` en dus `x = 7^2 = 49` .
Nee.
`text(D)_f = 〈text(-)4 , →〉`
`text(B)_f = ℝ`
`x=text(-)4` en `lim_(x darr text(-)4) (1 - 3 *log(x+4)) = oo` .
`y` | `=` | `log(x)` |
met
`text(-)4`
transleren t.o.v. de
`y`
-as
|
`y` | `=` | `log(x+4)` |
met
`text(-)3`
vermenigvuldigen t.o.v. de
`x`
-as
|
`y` | `=` | `text(-)3*log(x+4)` |
met
`1`
transleren t.o.v. de
`x`
-as
|
`y` | `=` | `text(-)3*log(x+4)+1=1-3*log(x+4)` |
`1 - 3 * log(x+4) = 0` geeft `log(x+4) = 1/3` en dus `x = root[3](10) - 4` .
`x=1/8`
`x=1/8`
`(1/8 , text(-)3 )` en `(1/8 , 3)` hebben dezelfde `x` -coördinaat en tegengestelde `y` -coördinaten.
Bijvoorbeeld `(1/2 , 1)` en `(1/2 , text(-)1)` .
`h(x)=k(x)` als `x=1` .
`\ ^(1/2) log(x) = (\ ^2 log(x)) / (\ ^2 log(1/2)) = text(-) \ ^2log(x)`
Omdat
`1/2 x - 6 gt 0`
moet
`x gt 3`
en is
`text(D)_f = (: 3, rarr:)`
.
Verder is
`text(B)_f = RR`
.
Voor
`f`
geldt:
`y=\ ^4log(1/2x-6)+2`
.
Verwisselen van
`x`
en
`y`
geeft
`x = \ ^4log(1/2y-6)+2`
.
Herleid dit tot
`y`
is uitgedrukt in
`x`
:
`x=\ ^4log(1/2y-6)+2`
geeft
`\ ^4log(1/2y-6) = x-2`
en dus
`1/2 y - 6 = 4^(x-2)`
.
Hieruit volgt:
`y = 2*4^(x-2)+12`
.
`text(D)_f = RR` en `text(B)_f = (: 3, rarr:)` .
`text(D)_(f) =〈0 , →〉` , `text(B)_(f)=ℝ` en verticale asymptoot `x=0` .
`text(D)_(g)=〈←, 2 〉` , `text(B)_(g)=ℝ` en verticale asymptoot `x=2` .
Eerst spiegelen in de `y` -as (ofwel vermenigvuldigen met `text(-)1` in de `x` -richting) en dan `2` transleren ten opzichte van de `y` -as.
`x=1`
De verticale lijn `x=1` .
`k = 4 * log((D+10)/100) + 5`
geeft
`log((D+10)/100) = (k-5)/4`
en dus
`(D+10)/100 = 10^(0,25k-1,25)`
.
Hieruit volgt
`D = 100*10^(0,25k-1,25) - 10`
en dit wordt
`D ~~ 5,62 * 10^(0,25k) - 10 ~~ 5,62*1,78^k - 10`
.
`21 = 1 + a*log(100)` .
`log(100)=2` , dit geeft `21 = 1 + 2 a` en dus `a=10` .
De meest gangbare ASA-waarden zijn tussen
`50`
en
`1000`
en
`1+10*log(1000)=31`
.
GR: Y1=1+10*log(X) met venster
`[0, 1000] xx [0, 31]`
.
`31 =1 +10 *log(x)` geeft `log(x)=3` en dus `x=1000` . Dus `1000` ASA.
`y = 1 + 10 *log(x)`
geeft
`log(x) = (y-1)/10 = 0,1y - 0,1`
en dus
`x = 10^(0,1y-0,1) = 10^(text(-)0,1)*10^(0,1y)`
.
Dus
`x ~~ 0,79*10^(0,1y)`
ASA.
Je vindt:
`b~~0,79`
en
`k=0,1`
.
`m = 2/3 log(E/2) - 3` geeft `log(E/2) = 3/2*(m+3) = 1,5m + 4,5` , zodat `E = 2*10^(1,5m + 4,5) = 2*10^(4,5)*10^(1,5m) ~~ 63245*10^(1,5m)` .
`E ~~ 63245*10^(1,5*5,2) ~~ 4,0*10^12` .
Dus ongeveer `4,0` TJ (TeraJoule).
`k~~125`
`G~~31,6` kg
`G = 2,4*1,0194^L` (bij benadering)
`text(D)_(f)=〈0 , →〉` , `text(B)_(f)=ℝ` en verticale asymptoot `x=0` met `lim_(x darr 0) f(x) = oo` .
Vermenigvuldiging met `1/2` ten opzichte van de `y` -as.
`text(D)_(g)=〈2 , →〉` , `text(B)_(g)=ℝ` en verticale asymptoot `x=2` met `lim_(x darr 2) g(x) = text(-)oo` .
Eerst met `1/3` vermenigvuldigen ten opzichte van de `y` -as en dan translatie van `2` ten opzichte van de `y` -as.
`x≈2,080`