Logaritmische functies > Logaritmische functies
123456Logaritmische functies

Verwerken

Opgave 10

Gegeven is de functie `f(x) = text(-)2 + \ ^7log(x)` .

a

Bepaal de karakteristieken van `f(x)` .

b

Bereken algebraïsch het nulpunt van `f(x)` .

c

Ga na of `f(x)` de `y` -as snijdt en bereken in dat geval het snijpunt met de `y` -as.

Opgave 11

Plot de grafiek van de functie `f(x) = 1 - 3 * log(x+4)` .

a

Schrijf het domein en het bereik van `f` op.

b

Schrijf de vergelijking van de verticale asymptoot en de bijbehorende limiet op.

c

Door welke transformaties ontstaat de grafiek van `f` uit die van `y = log(x)` ?

d

Bereken exact het nulpunt van de grafiek van `f` .

Opgave 12

De grafieken van de functies `f(x) = (1/2)^x` en `g(x) = 2^x` zijn elkaars spiegelbeeld ten opzichte van de `y` -as. De grafieken van de functies `h(x)=\ ^(1/2) log(x)` en `k(x)=\ ^2log(x)` moeten dan elkaars spiegelbeeld zijn ten opzichte van de `x` -as.

a

Voor welke waarde van `x` is `h(x)=3` ?

b

Voor welke waarde van `x` is `k(x)=text(-)3` ?

c

Laat zien dat de punten die je bij a en b vond elkaars spiegelbeeld in de `x` -as zijn.

d

Geef nog een punt op de grafiek van `h` en het bijbehorende spiegelbeeld op de grafiek van  `k` .

e

Teken de grafieken van `h` en `k` in één figuur en los op: `h(x)=k(x)` .

f

Toon nu aan dat `h(x)=text(-) k(x)` voor willekeurige `x gt 0` . Gebruik de rekenregel om van grondtal te wisselen.

Opgave 13

Gegeven is de functie `f(x) = \ ^4log(1/2x-6)+2` .

a

Bepaal domein en bereik van `f` .

b

Laat zien dat de functie `g(x)=2*4^(x-2)+12` de inverse functie is van `f` .

c

Welk domein en welk bereik heeft deze inverse functie?

Opgave 14

Gegeven zijn de functies `f(x) = \ ^2log(x)` en `g(x) = \ ^2log(2 - x)` .

a

Bepaal het domein, het bereik en de asymptoot van de functies `f` en `g` .

b

De grafiek van de functie `g` ontstaat door transformatie uit die van  `f` . Beschrijf de transformaties in de juiste volgorde.

c

Teken de grafiek van de functies `f` en `g` en los op: `f(x)=g(x)` .

d

In welke lijn zijn de grafieken van `f` en `g` elkaars spiegelbeeld?

Opgave 15

De formule `k = 4 * log((D+10)/100) + 5` is zo te herleiden dat `D` een exponentiële functie is van `k` .

Toon dat aan.

verder | terug