Functie `f` met voorschrift `f(x)` heeft een sinusvormige grafiek met een minimum in het punt `(20 , 300)` en een eerstvolgend maximum in het punt `(32 , 400)` .
Maak een schets van deze grafiek met `x` van `0` tot ten minste `40` .
Bereken de periode, de amplitude en de evenwichtslijn en stel een passend functievoorschrift op.
Bereken `f(50)` , `f(51)` en `f(52)` .
Los op: `f(x) = 325` .
Stel bij deze sinusoïde twee passende functievoorschriften op. Gebruik hierbij de sinus.
Onze ademhaling is bij benadering een periodiek verschijnsel. Een gezonde volwassen man ademt ongeveer `12` keer per minuut in en weer uit. De longinhoud `V(t)` kan daarbij met zo’n halve liter toe- of afnemen, waarin `t` de tijd in seconden is. Het longvolume na inademen is `5,2` liter.
Hoe groot is de ademhalingsfrequentie per minuut?
Ga ervan uit dat `V(t)` een sinusoïde is met op `t=0` een maximale longinhoud. Teken de grafiek van de longinhoud `V` uitgezet tegen de tijd `t` .
Stel bij deze situatie een formule op voor `V(t)` .