Je ziet een aantal punten op een grafiek.
Bereken de helling van de lijn `AB` .
Bereken de gemiddelde verandering van de `y` -waarden tussen `C` en `F` .
Er zijn in de grafiek twee intervallen tussen getekende punten met een differentiequotiënt van `0` . Welke intervallen zijn dat?
Punt `F` heeft een lagere `y` -waarde dan punt `C` . Hoe kun je dat aan het differentiequotiënt op het interval `[1 , 4 ]` zien?
Gegeven is deze grafiek gemaakt in GeoGebra.
Bereken het differentiequotiënt op het interval
`[1 , 3 ]`
.
Bekijk de grafiek van de functie `f(x) = x^3 - 3x^2 + 6` op het domein `[text(-)2 , 4 ]` .
Bereken het differentiequotiënt op het interval `[0 , 2 ]` .
Bereken het differentiequotiënt op het interval `[text(-)1 , 2 ]` .
Wat valt je op bij b? Licht je antwoord toe.
Het differentiequotiënt op het interval `[1, 3]` is `1` . Waarom kun je nu niet zonder meer zeggen dat de grafiek op dat interval stijgend is? Welke conclusie kun je wel trekken?
Gegeven is de functie `f(x) = 3x^2 + 2x - 1` . Druk het differentiequotiënt van `f` op het interval `[a, a+1 ]` uit in `a` .
Gegeven is de functie `f(x) = 2 - 3 sqrt(2x+5)` .
Bereken het differentiequotiënt van `f` op het interval `[text(-)2,5; 2]` exact.
Bereken het differentiequotiënt van `f` op het interval `[text(-)2, 12]` op drie decimalen nauwkeurig.
Voor welke `a` geldt dat het differentiequotiënt op het interval `[0, a]` gelijk is aan `text(-)1` ? Rond af op twee decimalen.