Voor de afgeleide van de exponentiële functie geldt:
Als `f(x) = g^x` dan is `f'(x) = g^x*ln(g)` .
Omdat:
`f(x) = g^x = (text(e)^(ln(g)))^x = text(e)^(ln(g)*x)`
kun je
`f`
met behulp van de kettingregel differentiëren, het grondtal is nu namelijk
`e`
.
Je vindt:
`f'(x) = text(e)^(ln(g)*x) * ln(g)`
.
En dit kun je weer schrijven als
`f' (x) = g^x*ln(g)`
.
Hierbij maak je gebruik van het veranderen van grondtal:
`g= text(e) ^ (ln(g))`
. (Denk er om dat
`g>0`
moet zijn.)
Dit is één van de definitieformules van logaritmen, toegepast op het getal
`text(e)`
.
Hiermee kun je elke exponentiële functie `N` met groeifactor `g` per tijdseenheid `t` op meerdere manieren schrijven:
`N(t) = N(0)*g^t`
`N(t) = N(0)*text(e)^(kt)` waarin `k = ln(g)`
`N(t) = N(0)*10^(kt)` waarin `k = log(g)`
Dat is handig als je met meerdere exponentiële functies met verschillende groeifactoren te maken hebt. Je kunt ze dan toch steeds hetzelfde grondtal geven, `text(e)` of `10` .
Verder kun je nu allerlei functies waarin vormen als `text(e)^x` en/of `g^x` voorkomen differentiëren met de differentieerregels. Daarmee kun je van functies die ingewikkelder zijn dan zuiver exponentiële functies ook de karakteristieken bepalen.