Exponentiële en logaritmische functies > Logaritmische functies
123456Logaritmische functies

Voorbeeld 2

De luchtdruk `p` (in hectopascal hPa) hangt af van de hoogte `k` in km boven het aardoppervlak. In een luchtballon is de luchtdruk gemakkelijk te meten en wordt daaruit de hoogte berekend met de formule:
`h = text(-)6,5 log(p/(p_0))`
Hierin is `p_0` de luchtdruk op zeeniveau. Neem aan dat `p_0 = 1000`  hPa.
Bereken nu de hoogte en de snelheid waarmee `h(p)` verandert als `p = 920` hPa wordt gemeten.

> antwoord

Als `p_0 = 1000` hPa dan is `h = text(-)6,5 log(0,001 p)` .

Als `p = 920` hPa dan is `h ≈ 0,235` km.
Je zit dan `235`  m boven zeeniveau.

`h'(p) = text(-)6,5 * 1/(ln(10)) * 1/(0,001p) * 0,001 = (text(-)2,823)/p` .

Als `p=920` hPa dan is `h' ≈ text(-)0,003` .
Bij een toename van de luchtdruk daalt de hoogte met ongeveer `3`  m/hPa.

Opgave 6

Bekijk Voorbeeld 2. Neem nu aan dat `p_0 = 1020` hPa.

a

Bepaal voor deze waarde van `p_0` de afgeleide van `h(p)` .

b

Bereken `h` en de veranderingssnelheid van `h` als er `900` hPa wordt gemeten in de ballon.

c

Hoe kun je aan de afgeleide van `h` zien dat de grafiek van `h` voor elke waarde van `p` dalend is?

Opgave 7

Gegeven zijn de functies `f(x) = ln(2x + 4)` en `g(x) = ln(text(-)x)` .

a

Bepaal van beide functies het domein. Bij welke instellingen van het venster van de grafische rekenmachine krijg je van beide functies de karakteristieken goed in beeld?

b

Los algebraïsch op: `f(x) ≤ g(x)` .

c

De grafieken van `f` en `g` snijden elkaar in punt `S` . Hoe groot is de hoek die de raaklijnen aan de grafieken van `f` en `g` in `S` met elkaar maken?

verder | terug