Om te kunnen werken met integralen waarin goniometrische functies voorkomen heb je een lijst nodig met primitieven van goniometrische functies.
Als `f(x) = sin(x)` dan is `F(x) = text(-)cos(x) + c` .
Als `f(x) = cos(x)` dan is `F(x) = sin(x) + c` .
Als `f(x) = tan(x)` dan is `F(x) = text(-)ln|cos(x)| + c` .
Als `f(x) = 1/(cos^2(x))` dan is `F(x) = tan(x) + c` .
Functies waarin de hierboven genoemde functies voorkomen kun je nu af en toe ook
primitiveren. Maar omdat het aantal methoden dat je leert voor het primitiveren beperkt
is, moet je bij het berekenen van een integraal nog regelmatig terugvallen op je grafische
rekenmachine voor een benadering.
Soms kun je door het gebruik van de goniometrische formules een op het oog niet te
primitiveren functie zo herleiden, dat primitiveren toch mogelijk is.