Bereken de snijpunten. Rond af op twee decimalen.
lijn `l:x + y = 6` en cirkel `c_1: (x-1)^2 + (y-1)^2 = 10` .
lijn `m: 5x - 2y = 10` en lijn `k: 2x = 12 - 3y`
cirkel `c_1: (x-1)^2 + (y-1)^2 = 10` en cirkel `c_2: x^2 + y^2 = 6`
Voor welke waarde van `a` hebben de lijnen `ax + 4y = 10` en `2x = y + 6` geen snijpunt?
Gegeven is cirkel `c` met middelpunt `M(2, 1)` en straal `4` en lijn `l` die door de punten `(0 , 3)` en `(5 , 0)` gaat. Bereken de afstand tussen de snijpunten van `l` en `c` . Rond af op één decimaal.
Gegeven is de cirkel `c` met vergelijking `x^2 + y^2 - 6x + 5 = 0` .
Bepaal het middelpunt en de straal van de cirkel.
Er zijn twee lijnen met vergelijkingen van de vorm `y = ax` die `c` raken. Bereken `a` .
Er zijn twee lijnen met vergelijkingen van de vorm `y = x + b` die `c` raken. Bereken `b` .
Stel een vergelijking op van de cirkel met middelpunt `M(7, 4)` die de lijn `l:x + y = 2` raakt.
Gegeven zijn een cirkel `c: x^2 + y^2 = 25` en een lijn `l: 4x + 3y = 0` .
Stel de vergelijking op van de twee raaklijnen aan `c` evenwijdig met `l` .