Vectoren en goniometrie > Sinusregel
123456Sinusregel

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1

Teken de hoogtelijn `PD` .

`angle B = 180^@ - 20^@ - 110^@ = 50^@ ` .

`|PD| = 4*sin(20^@) ~~ 1,37` en `|AD| = 4*cos(20^@) ~~ 3,76` .

`|BP| = |PD|/sin(50^@) ~~ 1,79` en `|DB| = |PD|/tan(50^@) ~~ 1,15` .

`|AP|+|PB| ~~ 4 + 1,79 = 5,79` en `|AB| ~~ 3,76 + 1,15 = 4,91` .

De weg via `P` is ongeveer `0,9` km langer.

Opgave V2

In driehoek `ADC` kun je `|CD|` berekenen met behulp van `sin(α) = (|CD|)/b` , ofwel `|CD| = bsin(α)` . Zo geldt in driehoek `BCD` , `|CD| = asin(β)` . En dus is `a sin(β) = b sin(α)` .

Opgave 1

`4 sin(50) = |AB|sin(110^@)` geeft `|AB| ≈ 4,907` .

`4 sin(50) = |BP|sin(20^@)` geeft `|BP| ≈ 1,786` .

Je loopt dus ongeveer `4 + 1,786 - 4,907 = 0,879` km om.

Opgave 2

`5/(sin(65^@)) = (|BC|)/(sin(40^@))` geeft `| BC | ≈ 3,55` .

Opgave 3

`angle F = 180^@ - 40^@ - 65^@ = 75^@ `

`5/(sin(75^@)) = (|DF|)/(sin(65^@) )` geeft `| DF | ≈ 4,69` .

Opgave 4

Trek de hoogtelijn uit `B` op `AC` . Die hoogtelijn kun je op twee manieren berekenen:

Je krijgt `c sin(alpha) = a sin(gamma)` en dus `a/(sin(α)) = c/(sin(γ))` .

Het kan zijn dat in jouw driehoek de hoogtelijn door `B` op het verlengde van `AC` komt. Nu krijg je `csin(alpha) = a sin(180^@ - gamma)` , maar omdat `sin(gamma) = sin(180^@ - gamma)` krijg je hetzelfde resultaat.

Opgave 5
a

Als het goed is, heb je dezelfde figuur als in het voorbeeld.

b

Omdat je bij het toepassen van de sinusregel altijd één van de drie breuken compleet moet weten en in elke breuk een zijde en de tegenoverliggende hoek moet voorkomen.

c

Merk eerst op dat `∠C = 110^@` .

`(|AC|)/(sin(50^@)) = 6/(sin(110^@))`

Hieruit volgt: `|AC| ≈ 4,89` .

Opgave 6

In driehoek `ABC` :

`58/(sin(70^@)) = 60/(sin(/_B))` geeft `∠B ~~ 76,43^@` , dus `∠C = 180^@ - 70^@ - 76,43^@ = 33,57^@` en  `|AB| = sin(33,57)*58/(sin(70^@)) ~~ 34,1` .

In driehoek `DEF` :

`∠E = 180-70-32 = 78^@` , dus `|EF| = 80/(sin(78^@))*sin(70) ~~ 76,9` .

In driehoek `GHI` :

`80/(sin(120^@)) = 30/(sin(/_I))` geeft `∠I ~~ 18,95^@` dus `∠G = 180^@-120^@-18,95^@ = 41,05^@` en  `|HI| = sin(41,05^@)*80/(sin(120^@)) ~~ 60,7` .

In vierhoek `KLMN` :

De vierhoek is symmetrisch, dus het is makkelijk om hem in twee driehoeken te verdelen, waarin  `∠NLM = (30^@)/2 = 15^@` en `∠LNM = 180^@-15^@-20^@ = 145^@` , en dus  `|MN| = 60/(sin(145^@))*sin(15^@) ~~ 27,1` .

Opgave 7

Bijvoorbeeld `sin(alpha) = (sin(beta)*a)/b` of `a = (b sin(α))/(sin(β))` .

Opgave 8
a

`6/(sin(50^@)) = (|AC|)/(sin(90^@))` geeft `|AC| ≈ 7,8` .

b

`cos(40^@) = 6/(|AC|)` geeft `|AC| ≈ 7,8` .

Opgave 9

Gebruik de sinusregel: `sin(/_M) = 0,625` geeft `∠M ≈ 38,7^@` of `∠M ≈ 141,3^@` .

Je vindt dan `/_L ~~ 111,4^@` of `/_L ~~ 8,7^@` .

Dan nogmaals de sinusregel: `|KM| ~~ 7,5` of `|KM| ~~ 1,2` .

Opgave 10
a

De sinusregel stelt `(|AB|)/(sin(∠C)) = (|BC|)/(sin(∠A))` , ofwel: `sin(∠C) = 20/25 * sin(60^@) = 4/5 * 1/2 sqrt(3) = 2/5 sqrt(3)` .

b

`/_C ~~ 43,8^@` of `/_C ~~ 136,2^@`

c

`/_C ~~ 136,2^@` vervalt, want `136,2^@ + 60^@ = 196,2^@ > 180^@` dus `/_C ~~ 43,8^@` .

d

`/_B = 180^@ - 60^@ - 43,8^@ = 76,2^@` , dus  `|AC| = 25/(sin(60^@))*sin(76,2^@) ~~ 28,0` .

Opgave 11

`angle C = 180^@-25^@-55^@ = 100^@`

`5/(sin(100^@)) = |AC|/(sin(55^@))` geeft `|AC| ~~4,2` .

`5/(sin(100^@)) = |BC|/(sin(25^@))` geeft `|BC| ~~ 2,1` .

Opgave 12

`8/(sin(40^@)) = 6/(sin(angle L))` geeft `sin(angle L) = 0,482...` en dit geeft `angle L ~~ 28,8^@` . `angle M ~~ 180^@ - 40^@ - 28,8^@ = 111,2^@` .

( `angle L ~~ 151,2^@` kan niet, omdat je in een driehoek werkt en dus de hoekensom gelijk is aan  `180^@` .)

Opgave 13

Met de sinusregel vind je dat `8/(sin(45^@)) = 12/(sin(∠C))` en dus `sin(∠C) ≈ 1,06` . Er bestaat geen `∠C` die hieraan voldoet.

Opgave 14

`Delta ABC` :
`6/(sin(70)) = 5/(sin(angle A))` geeft `angle A ~~ 51,5^@` en dus `angle C ~~ 58,5^@` .
`|AB|/(sin(58,5^@)) = 6/(sin(70^@))` geeft `|AB| ~~ 5,44` .

`Delta DEF` :
`8/(sin(60^@)) = (|DE|)/(sin(45^@))` geeft `|DE| = (8sin(45^@))/(sin(60^@)) = (8*1/2sqrt(2))/(1/2sqrt(3)) = 8/3 sqrt(6)` .

Voor het exact berekenen van `|DF|` trek je de hoogtelijn `EG` .
`|FG| = |EG| = 8sin(45^@) = 4sqrt(2)` en `|DG| = 8/3 sqrt(6)*cos(60^@) = 4/3 sqrt(6)`
`|DF| = |DG|+|GF| = 4/3 sqrt(6) + 4 sqrt(2)` .
(Met de sinusregel krijg je geen exact antwoord.)

`Delta GHI` :
`12/(sin(120^@)) = (4sqrt(3))/(sin(angle I))` geeft `sin(angle I) = 0,5` en dus `angle I = 30^@` . Nu vind je ook dat `angle G = 30^@` , dus `GH = HI = 4sqrt(3)` (gelijkbenige driehoek).

Opgave 15

`angle B = 180^@ - 60^@ - 80^@ = 40^@`

`(|AB|)/(sin(80^@)) = (200)/(sin(40^@))` geeft `|AB| ~~ 306,4` m.

Opgave 16

`angle P = 180^@ - 68,3^@ - 77,4^@ = 34,3^@`

`(125,3)/(sin(34,3^@)) = (|BP|)/(sin(68,3^@))` geeft `|BP| ~~ 206,6` m.

`(125,3)/(sin(34,3^@)) = |AP|/(sin(77,4^@))` geeft `|AP| ~~ 217,0` m.

Opgave 17
a

De verhoudingen in de schets hoeven niet te kloppen, als het maar wel duidelijk is wat de situatie is.

b

`/_ACD = 180^@ - 32^@ = 148^@` (gestrekte hoek).

`/_CAD = 180^@ - 148^@ - 15^@ = 17^@` (hoekensom).

Met de sinusregel:

`(|AC|)/(sin(15^@)) = 50/(sin(17^@))` geeft `|AC| ~~44,26` .

`|AB| ~~ sin(32^@)*44,26 ~~ 23,5` m.

Dus de toren is ongeveer `23,5 + 1,8 = 25,3` m hoog.

Andere oplossing:

schrijf `|BC| = x` .

`tan(32^@) = (|AB|)/x` geeft `|AB| = tan(32^@)*x` .

`tan(15^@) = (|AB|)/(x+50)` geeft `|AB| = tan(15^@)*(x+50)` , dus `tan(32^@)*x = tan(15^@)*(x+50)` geeft `x ~~ 37,54` .

`|AB| ~~ tan(32)*37,54 ~~ 23,5` , dus de toren is ongeveer `23,5+1,8 = 25,3` m hoog.

c

`Delta BCA ∼ Delta DCE ∼ Delta DGE` en `Delta GFE ∼ Delta CFA` . De laatste gelijkvormigheid volgt uit   `angle BCA = angle DGE` en `angle ACF = 180^@ - angle BCA` , `angle EGF = 180^@ - angle DGE = 180^@ - angle BCA` .

Nu geldt dat `(|CF|)/(|GF|) = (|AB|)/(|DE|)` en als je invult wat je weet, krijg je `17/1 = (|AB|)/6` . Dus `|AB| = 102` .

De hoogte van de toren is `102` meter.

Opgave 18

`| BC | ≈ 6,21`
`| DF | = 4 + 4 sqrt(3) ~~ 10,9`
`| EF | = 4 sqrt(6)`

Opgave 19

`| AB | ≈ 5,4` of `| AB | ≈ 1,7` .

verder | terug