Vectoren en goniometrie > Cosinusregel
123456Cosinusregel

Verwerken

Opgave 10

Elke `Delta ABC` heeft zes afmetingen, te weten:

  • de lengtes van de zijden `| AB | = c` , `| BC | = a` en `| AC | = b`

  • de hoeken `∠A = α` , `∠B = β` en `∠C = γ` .

Hier zijn steeds drie maten van `Delta ABC` gegeven. Bereken de andere maten (exact waar mogelijk).

a

`a = 8` , `b = 5` en `γ = 65^@`

b

`a = 8` , `b = 5` en `α = 65^@`

c

`c = 150` , `γ = 120^@` en `β = 45^@`

d

`a = 6` , `b = 10` en `c = 8`

e

`a = b = 15` en `γ = 20^@`

Opgave 11

Teken het trapezium `ABCD` met `| AB | = 12` , `| AC | = 10` , `| DC | = 4` en `∠B = 45^@` . Omdat de vierhoek `ABCD` een trapezium is, is `AB` evenwijdig met `CD` .
Bereken de lengte van `AD` . Er zijn twee mogelijkheden. Geef ze allebei.

Opgave 12

Laat met een berekening zien dat een gelijkbenige driehoek `ABC` met `angle A = angle B, angle C = 20^@` , `|AC| = 10` en `|AB| = 5` onmogelijk is.

Opgave 13

Bekijk de afgeknotte balk `ABCD.EFGH` . De afmetingen staan in de figuur. Bereken de grootte van `∠EHG` met behulp van de cosinusregel in `Delta EHG` .

Opgave 14

Van een viervlak `ABCD` zijn de ribben achtereenvolgens `| AB | = 4`  cm, `| BC | = 5`  cm, `| AC | = 6`  cm, `| AD | = 7`  cm, `| BD | = 8`  cm en `| CD | = 9`  cm. Punt `P` is het midden van `AC` en punt `Q` is het midden van `BD` . Bereken de lengte van `PQ` .

verder | terug