Parametervoorstellingen > Hoeken en afstanden
123456Hoeken en afstanden

Theorie

Onder de hoek tussen twee lijnen versta je de scherpe hoek die beide lijnen met elkaar maken. Je kunt die hoek berekenen door de hoek tussen beide richtingsvectoren te berekenen met behulp van hun inproduct. Als die hoek `alpha` is, is de hoek tussen beide lijnen de kleinste van de hoeken `alpha` en `180^@ - alpha` . Een lijn die loodrecht op een andere lijn staat is een loodlijn van die lijn.

Een normaal is een loodlijn op een gegeven lijn.

Een normaalvector is een vector die loodrecht staat op een gegeven lijn.

Een lijn met richtingsvector `vec(r) = ((r_x),(r_y))` heeft normaalvector `vec(n) = ((r_y),(text(-)r_x))` of een veelvoud ervan.

Een lijn met vergelijking `ax +by =c` heeft:

  • een normaalvector `vec(n) = ((a),(b))` ;

  • een richtingsvector `vec(r) = ((text(-)b),(a))` .

Hiermee kun je van een loodlijn op een gegeven lijn een vectorvoorstelling of een parametervoorstelling maken. En daarmee kun je dan weer de afstand van een punt tot een lijn berekenen. De afstand van punt `P` tot lijn `l` noteer je als `text(d)(P, l)` (met de "d" van "distance" ).

Een middelloodlijn van een lijnstuk `AB` is een loodlijn van lijn `AB` en gaat door het midden van `AB` . Elk punt van zo'n middelloodlijn ligt even ver van `A` als van `B` .
Elke driehoek `ABC` heeft drie middelloodlijnen van de zijden. Deze drie middelloodlijnen gaan door één punt, dat dus even ver van alle drie de hoekpunten af ligt. Dit punt is het middelpunt van de omgeschreven cirkel van `Delta ABC` , de cirkel door de drie hoekpunten van deze driehoek.

verder | terug