Nu je weet dat een raaklijn aan een cirkel loodrecht staat op de straal naar het raakpunt, is het werken met de discriminant niet meer nodig. Het punt `Q(1, 4)` ligt buiten de cirkel `c: (x-4)^2 + (y-3)^2 =5` . Er zijn twee raaklijnen te tekenen vanuit `Q` aan cirkel `c` . De bijbehorende raakpunten zijn `A` en `B` .
`M` is het middelpunt van `c` . Bereken `| QM |` .
De lengtes van de stralen `MA` en `MB` zijn bekend. Bereken `| QA |` en `| QB |` .
De punten `A` en `B` liggen op een cirkel met middelpunt `Q` en straal `| QA |` . Stel een vergelijking van die cirkel `c_2` op.
Bereken nu de coördinaten van `A` en `B` als snijpunten van `c` en `c_2` .
Stel de vergelijkingen op van de twee raaklijnen aan `c` die door `Q` gaan.