Parameterkrommen > Snelheid en versnelling
12345Snelheid en versnelling

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Als `a = 2` dan beweeg je het snelst als `t = 0 + k * 2pi` .

b

Als `a = 2` dan beweeg je het snelst als `t = pi + k * 2pi` .

c

Eigen antwoord, zie ook de Uitleg.

Opgave 1
a

De functies ( x ( t ) en ( y ( t ) zijn geen sinusoïden.

b

`vec(v(t)) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((text(-)4 sin(t)-4sin(2t)),(4cos(t)+4cos(2t)))`

c

`vec(v(0)) = ((x'(0)),(y'(0))) = ((0),(8))` .
Controleer dit door t = 0 in te stellen en dan h 0 te schuiven.

d

Met 8 m/s.

e

`vec(v(1/2 pi)) = ((x'(1/2 pi)),(y'(1/2 pi))) = ((text(-)4),(text(-)4))` .
Controleer dit door t = 1,57 in te stellen en dan h 0 te schuiven.

De snelheid van punt P op dit tijdstip is v = ( - 4 ) 2 + ( - 4 ) 2 = 4 2 m/s.

f

Eigen antwoorden.

Opgave 2
a

De snelheidsvector geeft de richting aan waarin wordt bewogen en is dus een richtingsvector. Een richtingsvector `vec(v)=((x'(t)),(y'(t)))` heeft een helling van y ' ( t ) x ' ( t ) en die helling is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn, dus d y d x = y ' ( t ) x ' ( t ) .

b

`(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(1/2 pi))/(x'(1/2 pi)) = (text(-)4)/(text(-)4) = 1` (zie de vorige opgave bij e).

c

d y d x = 1 is de richtingscoëfficiënt van deze raaklijn, die ook door P ( - 2 , 4 ) gaat.
De vergelijking van deze raaklijn is dus y = x + 6 .

d

Horizontale raaklijnen zitten in punten met y ' ( t ) = 0 . Alleen mag dan niet ook x ' ( t ) = 0 , want dan krijg je een onbestaanbare uitkomst voor de richtingscoëfficiënt.

y ' ( t ) = 4 cos ( t ) + 4 cos ( 2 t ) = 0 geeft: cos ( t ) + cos ( 2 t ) = 0 en dus
2 cos 2 ( t ) + cos ( t ) - 1 = 0 , zodat cos ( t ) = - 1 cos ( t ) = 0,5 .
Hieruit volgt: t = π + k 2 π t = 1 3 π + k 2 π t = - 1 3 π + k 2 π .
Ga na, dat dit oplevert: ( 2 , 3 3 ) en ( 2 , - 3 3 ) . Denk er om dat x ' ( t ) 0 , dus ( - 2 , 0 ) vervalt.

De bijbehorende vergelijkingen zijn y = ± 3 3 .

e

Verticale raaklijnen zitten in punten met x ' ( t ) = 0 . Alleen mag dan niet ook y ' ( t ) = 0 , want dan krijg je een onbestaanbare uitkomst voor de richtingscoëfficiënt.

x ' ( t ) = - 4 sin ( t ) - 4 sin ( 2 t ) = 0 geeft: sin ( t ) - sin ( 2 t ) = 0 en dus
sin ( t ) - 2 sin ( t ) cos ( t ) = 0 , zodat sin ( t ) = 0 cos ( t ) = - 0,5 .
Hieruit volgt: t = k π t = 2 3 π + k 2 π t = - 2 3 π + k 2 π .
Ga na, dat dit als uiterste punten oplevert: ( 6 , 0 ) , ( - 3 , 3 ) en ( - 3 , - 3 ) . Denk er weer om dat x ' ( t ) 0 , dus ( - 2 , 0 ) vervalt.

De bijbehorende vergelijkingen zijn x = - 3 3 en x = 6 3 .

Opgave 3
a

In het punt `(6, 0)` en die snelheid is `8` m/s.

b

Dat is in het punt `(text(-)2, 0)` , dat wordt bereikt op `t = pi` s.

c

Niets anders dan dat die helling onbepaald is.

Opgave 4
a

`((x''(t)),(y''(t))) = ((text(-)4cos(t) - 8cos(2t)), (text(-)4sin(t) - 8sin(2t)))`

b

`((x''(0)),(y''(0))) = ((text(-)12),(0))`

c

Voer `v(t) = sqrt((text(-)4sin(t) - 4sin(2t))^2 + (4cos(t) + 4cos(2t))^2)` als functie in.

Bepaal `v'(0)` met de GR. Je vindt dat de baanversnelling `0` m/s is.

d

De versnellingsvector is `((x''(1/2 pi)),(y''(1/2 pi))) = ((8), (text(-)12))` .

Bepaal de baanversnelling `v'(1/2 pi)` met de GR. Je vindt dat de baanversnelling ongeveer `text(-)2,83` m/s is.

Opgave 5

Op `t = 2` is `v = sqrt((x'(2))^2 + (y'(2))^2) ~~ sqrt((text(-)0,610)^2 + (text(-)4,280)^2) ~~ 4,32` m/s.
Verder is de r.c. van de raaklijn `(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(2))/(x'(2)) ~~ 7,02` en deze raaklijn gaat door `P(text(-)2,97; 2,12)` . De vergelijking ervan is daarom `y = 7,02x + 22,97` .

Opgave 6
a

`text(-)5 le x le 5` en `text(-)5 le y le 5` .

b

De snelheidsvector is `vec(v) = ((text(-)10 sin(2t)),(15 cos(3t)))` .
De snelheid op `t = 0` is daarom `v = sqrt((x'(0))^2 + (y'(0))^2) = sqrt(0^2 + 15^2) = 15` .
De snelheid op `t = 1/4 pi` is daarom `v = sqrt((x'(1/4 pi))^2 + (y'(1/4 pi))^2) = sqrt((text(-)10)^2 + (text(-)7,5 sqrt2)^2) ~~ 14,58` .

c

Op `t = 0` is de r.c. `(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(0))/(x'(0))` en die bestaat niet. De raaklijn is daarom verticaal. Omdat hij door `(5, 0)` gaat is de vergelijking `x = 5` .
Op `t = 1/4 pi` is de r.c. `(text(d)y)/(text(d)x) = (y'(1/4 pi))/(x'(1/4 pi)) = (text(-)7,5 sqrt2)/(text(-)10) = 3/4 sqrt2` . Omdat de raaklijn door `(0; 2,5sqrt2)` gaat is de vergelijking `y = 0,75x sqrt2 + 2,5sqrt2` .

Opgave 7
a

Vul `x = t` en `y = at + b` in de gegeven vergelijking in en je ziet dat er aan beide zijden voor elke waarde van `t` hetzelfde staat.

b

Ja, er zijn veel parametervoorstellingen mogelijk, bijvoorbeeld `x(t) = 2t` en `y(t) = 2at + b` of `y(t) = t` en `x(t) = (t - b)/a` (hoewel deze laatste alleen geldt als `a != 0` ).

c

`vec(v) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((1),(a))` .

d

De snelheidsvector is `vec(v) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((r cos(t)),(text(-)r sin(t)))` .
De snelheid is `v = sqrt((r cos(t))^2 + (text(-)r sin(t))^2) = sqrt(r^2(cos^2(t) + sin^2(t))) = r` .
Dus een punt dat gelijkmatig beweegt op een cirkel met een grotere straal heeft ook een grotere snelheid.

Opgave 8

Doen, vergelijk jouw antwoorden met het voorbeeld.

Opgave 9
a

Raaklijn evenwijdig `x` -as: `y'(t) = 0 ^^ x'(t) != 0` .
Dit geeft `15 cos(3t) = 0 ^^ text(-)10 sin(2t) != 0` en dus `t = 1/6 pi + k * 1/3 pi` , behalve de punten waarin `t = k * 1/2 pi` . Hieruit vind je de punten `(2,5; 5)` en `(2,5; text(-)5)` .
Raaklijn evenwijdig `y` -as: `x'(t) = 0 ^^ y'(t) != 0` .
Dit geeft `text(-)10 sin(2t) = 0 ^^ 15 cos(3t) != 0` en dus `t = k * 1/2 pi` , behalve de punten waarin `t = 1/6 pi + k * 1/3 pi` . Hieruit vind je het punt `(5, 0)` .

b

In een keerpunt is: `y'(t) = 0 ^^ x'(t) = 0` .
Dit geeft `15 cos(3t) = 0 ^^ text(-)10 sin(2t) = 0` en dus `t = 1/6 pi + k * 1/3 pi ^^ t = k * 1/2 pi` . Hieruit vind je de punten `(text(-)5; 5)` en `(text(-)5; text(-)5)` .

Opgave 10
a

De snelheid is maximaal wanneer `t` een veelvoud van `2pi` is. De coördinaten van `P` zijn in dat geval altijd hetzelfde. Neem bijvoorbeeld `t = 0` :
`P(x(0), y(0)) = (6, 0)`

b

De snelheid is minimaal wanneer `cos(t) = text(-)1` , ofwel wanneer `t = pi+k*2pi` .
Hier geldt:
`v(pi + k*2pi) = 4sqrt(2 - 2) = 0`

c

De snelheid is minimaal wanneer `t = pi+k*2pi` . De coördinaten van `P` zijn in dat geval altijd hetzelfde. Neem bijvoorbeeld `t = pi` :
`P(x(pi),y(pi)) = (text(-)2, 0)`

Opgave 11
a

De baansnelheid wordt bepaald door de snelheidsvector `vec(v) = ((x'(t)), (y'(t)))` . Hier geldt:
`x'(t) = 4t` en `y'(t) = 3t^2 - 2`
De baansnelheid `v` op tijdstip `t` is de lengte van de snelheidsvector. Hiervoor geldt: `v = sqrt(9t^4 + 4t^2 + 4)`

De minimale snelheid vind je met `(text(d)v)/(text(d)t)` . De kettingregel geeft:
`v'(t) = (36t^3 + 8t)/(2sqrt(9t^4 + 4t^2 + 4))`
Wanneer de snelheid minimaal is, geldt: `v'(t) = 0` .

Hiermee vind je de minimale snelheid:
`v(0) = sqrt(4) = 2`

b

`P(x(0),y(0)) = (text(-)1, 2)`

c

De snelheid op tijdstip `t` wordt gegeven door `v(t) = sqrt(9t^4 + 4t^2 + 4)` . De grafiek van deze functie is afnemend dalend links van `t = 0` en toenemend stijgend rechts daarvan. De grafiek heeft dus geen maximum.

Je kunt ook werken met de afgeleide: `v'(t) = 0` geeft alleen `t = 0` en daar zit een minimum.

Opgave 12
a

`(x(t), y(t)) = (1/2 t^3 - t, t^2 - 1)` invullen in `y = 2x - 1` geeft `t^2 - 1 = t^3 - 2t -1` .

Hieruit volgt: `t^3 - t^2 - 2t = t(t-2)(t+1) = 0` en dus `t = 0 vv t = text(-)1 vv t = 2` .

Deze `t` -waarden invullen geeft dezelfde punten als in het voorbeeld.

b

In `(1/2 , 0)` heeft de raaklijn richtingsvector `((1/2),(text(-)2))` en de lijn heeft richtingsvector `((1),(2))` .
Inproduct: de hoek is `~~40,60^@` .

In `(2 , 3)` heeft de raaklijn richtingsvector `((5),(4))` en de lijn heeft richtingsvector `((1),(2))` .
Inproduct: de hoek is `~~24,76^@` .

Opgave 13
a

Substitutie van de uitdrukkingen van `x` en `y` in de vergelijking van de parabool geeft: `t^2 - 1 = text(-)1/2 (1/2 t^3 - t)^2 + 5` .
Deze vergelijking kun je niet algebraïsch oplossen.
Voer in op de GR: `y_1 = x^2 - 1` en `y_2 = text(-)1/2 (1/2 x^3 - x)^2 + 5` .
Snijden: `t = text(-)2` en `t = 2` .

b

`P(x(text(-)2), y(text(-)2)) = (text(-)2, 3)` en `P(x(2), y(2)) = (2, 3)` .

c

Vanwege symmetrie zijn de hoeken in beide snijpunten hetzelfde.

d

Hier wordt de hoek in `(2, 3)` berekend. Deze correspondeert met `t = 2` .
De snelheidsvector van `P` is: `vec(v) = ((3/2 t^2 - 1),(2t))` .
De raaklijnvector aan de baan van `P` is `((5),(4))` .
De helling van de raaklijn aan de parabool in `x = 2` wordt gegeven door diens afgeleide:
`y' = text(-)x` en dit geeft `y'(2) = text(-)2` .
De bijbehorende raaklijnvector is `((1),(text(-)2))` .
Inproduct geeft als hoek `~~77,91^@` .

Opgave 14

De snelheidsvector is `vec(v) = ((sin(t)),(2))` .
De baansnelheid is dus `v = sqrt(sin^2(t) + 4)` .
Deze is op het interval `[0, pi]` maximaal als `sin^2(t) = 1` , ofwel als `t = pi/2` . De maximale snelheid is:
`v(pi/2) = sqrt(5)` .

Opgave 15
a

De snelheidsvector is: `vec(v) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((2),(text(-)2t))` .
De snelheid is `v(t) = sqrt(4 + 4t^2)` en de versnelling is `a(t) = v'(t) = (4t)/(sqrt(4 + 4t^2))` .

De snelheid op `t = 2` is: `v(2) = sqrt(20) = 2sqrt(5)` .
De versnelling op `t = 2` is: `a(2) = 8/(sqrt(20)) = 4/(sqrt(5))` .

b

De snelheidsvector is: `vec(v) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((3t^2 - 2),(2t + 4))` .
De snelheid is `v(t) = sqrt((3t^2 - 2)^2 + (2t + 4)^2)` .

De snelheid op `t = 1` is: `v(1) = sqrt(37)` .
De versnelling op `t = 1` is: `a(1) = v'(1) ~~ 2,96` (met de GR).

c

De snelheidsvector is: `vec(v) = ((x'(t)),(y'(t))) = ((4cos(2t)),(text(-)3sin(t) + 1))` .
De snelheid is `v(t) = sqrt((4cos(2t))^2 + (text(-)3sin(t) + 1)^2)` .

De snelheid op `t = 0` is: `v(0) = sqrt(17)` .
De versnelling op `t = 0` is: `a(0) = v'(0) ~~ text(-)0,73` (met de GR).

Opgave 16
a

Er geldt: 0 x 4 , 0 y 4 en 0 t 2 π .

b

P beweegt het snelst als het de oorsprong passeert. Dat gebeurt als x ( t ) = 0 y ( t ) = 0 . Dus als cos ( 2 t ) = 0 , zodat t = 1 4 π + k 1 2 π .

De snelheidsvector is `((x'(t)),(y'(t)))=((text(-)8sin(2t)cos(t)−4cos(2t)sin(t)),(text(-)8sin(2t)sin(t)+4cos(2t)cos(t)))` .
De snelheid is dan v = ( x ' ( 1 4 π ) ) 2 + ( y ' ( 1 4 π ) ) 2 = 4 2 . Die snelheid is voor alle andere waarden van t hetzelfde.

c

In O ( 0 , 0 ) heb je te maken met twee verschillende richtingscoëfficiënten, namelijk:

  • voor t = 1 4 π + k π een r.c. van d y d x = 1 ;

  • voor t = 3 4 π + k π een r.c. van d y d x = -1 ;

En daarom staan beide bewegingsrichtingen loodrecht op elkaar.

Opgave 17
a

`x'(t) = 0 ^^ y'(t) != 0` geeft `6cos(2t) = 0 ^^ 3cos(t) != 0` .
Dit levert op `t = 1/4pi+k * 1/2 pi ^^ t != 1/2pi+k * pi` .
Hieruit volgen de punten `(text(-)3, 3/2sqrt(2))` , `(text(-)3, text(-)3/2sqrt(2))` , `(3, 3/2sqrt(2))` en `(3, text(-)3/2sqrt(2))` .

b

In de keerpunten is `x'(t) = 0 ^^ y'(t) = 0` . Dit geeft `t = 1/4 pi + k * 1/2 pi ^^ t = 1/2 pi + k*pi` . Er zijn geen tijdstippen die hieraan voldoen, dus er zijn geen keerpunten.

Opgave 18
a

`x'(t) = 0 ^^ y'(t) = 0` geeft `1 - cos(2t) = 0 ^^ 2 sin(2t) = 0` en dus `t = k * pi` . Dit geeft de punten `(0, 0)` , `(pi, 0)` en `(2pi, 0)` .

b

`y'(t) = 0 ^^ x'(t) != 0` geeft `2 sin(2t) = 0 ^^ 1 - cos(2t) != 0` , dus `t = 1/2 pi + k * pi` .
Hierbij vind je de punten `(1/2 pi, 4)` en `(1 1/2 pi, 4)` .

Opgave 19
a

Evenwijdig aan de `x` -as:
`y'(t) = 0 ^^ x'(t) != 0` geeft: `4 cos(t) + 2 cos(2t) = 0 ^^ 6 cos(t) - 2 sin(2t) != 0` .
Dit levert op: `4 cos^2(t) + 4 cos(t) - 2 = 0` zodat `cos(t) = text(-)1/2 + 1/2 sqrt3` en `t ~~ 1,196 vv t ~~ 5,087` .
Dit geeft de punten `(4,9; 4,4)` en `(text(-)6,3; text(-)4,4)` .
Merk op dat `cos(t)=text(-)1/2-1/2 sqrt(3)` geen oplossingen heeft.

Evenwijdig aan de `y` -as:
`x'(t) = 0 ^^ y'(t) != 0` geeft: `6 cos(t) - 2 sin(2t) = 0 ^^ 4 cos(t) + 2 cos(2t) != 0` .
Dit levert op: `2 cos(t)(3 - 2 sin(t)) = 0` waaruit volgt `cos(t) = 0` en `t = 1/2 pi vv t = 1 1/2 pi` .
Dit geeft de punten `(5, 4)` en `(text(-)7, text(-)4)` .

b

Voer de kromme in je GR in. Venster: `[text(-)7, 5] xx [text(-5), 5]` .

c

Bekijk de kromme op de GR. Het punt `(1, 0)` wordt twee keer doorlopen.
Dat gebeurt als `y = 4 sin(t) + sin(2t) = 0` . Dit is het geval als `sin(t)(4 + 2 cos(t)) = 0` . Dit geeft `t = 0 vv t = pi` .
De bijbehorende hellingswaarden zijn `(text(d)y)/(text(d)x) = 1` en `(text(d)y)/(text(d)x) = 1/3` .
De bijbehorende raaklijnen zijn `y = x - 1` en `y = 1/3 x - 1/3` .

d

Voer in op de GR: `y_1 = 6sin(x) + cos(2x)` en `y_2 = 4sin(x) + sin(2x)` .
Venster bijvoorbeeld: `[0, 2pi]xx[text(-)6, 6]` .
Snijden geeft: `t ~~ 3,37` en `t ~~ 5,63` .

e

De richtingsvector van lijn `l` is `((1),(1))` .
De raaklijnen aan `k` in de snijpunten hebben richtingsvectoren `((x'(3,37)),(y'(3,37)))` en `((x'(5,63)),(y'(5,63)))` .
Inproduct bij `t~~3,37` geeft `~~27,7^@` .
Inproduct bij `t~~5,63` geeft `~~16,2^@` .

Opgave 20Cirkel of niet?
Cirkel of niet?
a

In dit geval moet de afstand van elk punt `P(x(t), y(t))` van `k_0` tot `M(0, 1)` gelijk zijn aan `1` .
`sqrt(x^2 + (y - 1)^2) = 1` ofwel `(2 sin(t)cos(t))^2 + (2 sin^2(t) - 1)^2 = 1` .
Omdat `2 sin(t)cos(t) = sin(2t)` en `1 - 2 sin^2(t) = cos(2t)` kun je die uitdrukking schrijven als `(sin(2t))^2 + (cos(2t))^2 = 1` en dat is waar voor elke waarde van `t` .
Voor `a=0` is de kromme inderdaad een cirkel.

b

`k_1` heeft parametervoorstelling `(x, y) = ((1 + 2sin(t))cos(t), (1 + 2 sin(t))sin(t))` .
Er moet gelden dat `x=0` , zodat:

`(1 + 2 sin(t))cos(t) = 0`
`sin(t) = text(-)1/2 vv cos(t) = 0`
`t = 1 1/6pi + k * 2pi vv t = 1 5/6 pi + k * 2pi vv x = 1/2 pi + k * pi` .
Dit geeft de punten `(0, 0)` , `(0, 1)` en `(0, 3)` .

c

Er moet gelden: `x'(0) = 0 ^^ y'(0) = 0` .
`x'(t) = 2cos^2(t) - (2 + 2sin(t))sin(t)`
`y'(t) = 2cos(t)sin(t) + (2 + 2sin(t))cos(t)`

`2cos(t)sin(t) + (2 + 2sin(t))cos(t) = 0`
`2cos(t)(2sin(t) + 1) = 0`
`cos(t) = 0 vv sin(t) = text(-)1/2`
`t = 1/2 pi + k*pi vv t = 7/6 pi + k*2pi vv t = 11/6 pi + k*2pi`

Alleen bij `t = 1 1/2 pi + k*2pi` is `x'(t)` ook `0` .
Dit geeft het keerpunt `O(0, 0)` .

d

Er moet gelden: ` y'(t) = 0 ^^ x'(t) ne 0` .
`x'(t) = 2cos^2(t) - (a + 2sin(t))sin(t)`
`y'(t) = 2cos(t)sin(t) + (a + 2sin(t))cos(t)`

`2cos(t)sin(t) + (a + 2sin(t))cos(t) = 0`
`cos(t)(4sin(t) + a) = 0`
`cos(t) = 0 vv sin(t) = (text(-)a)/4`
`t = 1/2 pi + k*2pi vv sin(t) = (text(-)a)/4`

Als `t = 1/2 pi vv t = 1 1/2 pi` dan `y'(t) = 0` en `x'(t) ne 0` . Dit geeft twee punten met een horizontale raaklijn.
Als `a gt 4` , dan heeft de vergelijking `sin(t) = (text(-)a)/4` geen oplossing. Dit betekent dat in dit geval er twee punten zijn met een horizontale raaklijn.

Opgave 21
a

`text(-)5 le x(t) le 5` en `text(-)5 le y(t) le 5` .

b

Neem als venster bijvoorbeeld `[text(-)5, 5]xx[text(-)5, 5]` .
Het is een Lissajousfiguur omdat zowel `x(t)` als `y(t)` sinusoïden zijn.

c

Raaklijn evenwijdig met de `x` -as: `(2,5; 5)` en `(text(-)2,5; text(-)5)` .

Raaklijn evenwijdig met de `y` -as: geen punten.

d

De twee keerpunten zijn `(text(-)5, 5)` en `(5, text(-)5)` .

e

De raaklijn is `y = 3x` .

Opgave 22

De hoek op `t = text(-)1` is ongeveer `60,26^@` .
De hoek op `t = 2 1/2` is ongeveer `32,47^@` .

verder | terug