Statistische methoden > Resultaten vergelijken
1234567Resultaten vergelijken

Verwerken

Opgave 10

In januari 2008 verscheen in de "NRC" een artikel over de becijfering van een tentamen Recht. In de figuur is de verdeling van de cijfers voor dat tentamen weergegeven.

Uit de gegevens volgt dat het gemiddelde van de tentamencijfers `5,4` was en de standaardafwijking `1,9` .

Bereken zelf het gemiddelde en de standaardafwijking. Rond je antwoord af op twee decimalen.

(bron: examen vwo wiskunde A in 2012, eerste tijdvak)

Opgave 11

Je hebt de waarnemingsgetallen `16, 18, 22, 24, 26, 26, 28, 30` en `36` .

a

Teken een boxplot.

b

Doe dat nog eens als je bij alle getallen `4` optelt.

c

En ook als je van alle getallen `40` aftrekt.

d

Doe het nog eens als je alle getallen door `2` deelt.

e

Welk resultaat krijg je als je alle getallen met `3` vermenigvuldigt?

f

Beschrijf wat er met de boxplot gebeurt als bij alle waarnemingsgetallen een getal wordt opgeteld of ervan afgetrokken wordt.

g

Beschrijf wat er met de boxplot gebeurt als alle waarnemingsgetallen met een getal worden vermenigvuldigd of door een getal worden gedeeld.

Opgave 12
lengte regenworm (cm) aantal
`0,0 - lt 3,0` `4`
`3,0 - lt 6,0` `8`
`6,0 - lt 9,0` `17`
`9,0 - lt 12,0` `22`
`12,0 - lt 15,0` `23`
`15,0 - lt 18,0` `17`
`18,0 - lt 21,0` `6`
`21,0 - lt 24,0` `2`
`24,0 - lt 27,0` `1`

Voor een practicum biologie worden regenwormen gevangen. De lengte van die regenwormen vind je in de tabel.

a

Kijk naar de manier waarop de klassen zijn gemaakt. Hoe nauwkeurig zijn de regenwormen gemeten? Bij welke klasse hoort een regenworm die `3,0` cm lang is?

b

Welke klasse is de modale klasse?

c

Teken een histogram van de cumulatieve relatieve frequenties. Teken in dezelfde figuur de cumulatieve frequentiepolygoon.

d

In welke klasse zit de mediaan? Kun je precies zeggen hoe groot die mediaan is? Schat de mediaan met behulp van de cumulatieve frequentiepolygoon.

e

Bereken het gemiddelde en de standaardafwijking.

Opgave 13

De cijfers voor een toets wiskunde van dertig leerlingen worden voor alle leerlingen met `0,5` verhoogd. De cijfers hebben in de oude situatie een gemiddelde van `5,3` en een standaardafwijking van `1,2` .

Bereken het gemiddelde en de standaardafwijking van de cijfers wiskunde na de verhoging.

Opgave 14

Een supermarkt laat onderzoek verrichten naar de besteding per klant en naar de hoeveelheid tijd die een klant aan de kassa nodig heeft om af te rekenen. Er worden op verschillende tijdstippen tellingen gehouden. Je ziet de resultaten.

kassatijd (min) aantal klanten
`0 - lt 1` `22`
`1 - lt 2` `75`
`2 - lt 3` `58`
`3 - lt 4` `25`
`4 - lt 5` `16`
`5 - lt 6` `4`
 
 
kassabon (€) aantal klanten
`0 - lt 50` `24`
`50 - lt 100` `61`
`100 - lt 150` `75`
`150 - lt 200` `25`
`200 - lt 250` `12`
`250 - lt 300` `2`
`300 - lt 350` `1`
a

Bepaal bij beide tabellen de modus, de mediaan, het eerste en het derde kwartiel en het gemiddelde.

b

Hoe groot is de standaardafwijking bij beide verdelingen?

c

Teken bij beide tabellen een boxplot.

De supermarkt heeft een weekomzet van € 150000,00. Een caissière mag `38`  uur per week werken.

d

Hoeveel caissières moet de supermarkt in dienst nemen als er vanwege de wisselende winkeldrukte een overcapaciteit van `25` % wordt aangehouden?

Opgave 15

Op elk uur van een dag is de temperatuur bepaald. De uren van middernacht tot 12 uur 's middags worden aangegeven met am (het Latijnse "ante meridiem" (am) betekent "voor het middaguur" ), en de uren van 12 uur 's middags tot middernacht met pm ( "post meridiem" (pm)).

uur 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
am `16,1` `15,8` `15,4` `15,1` `14,8` `15,0` `16,1` `17,4` `18,5` `19,4` `20,3` `21,1`
pm `21,9` `22,6` `22,7` `22,5` `21,9` `21,0` `19,8` `18,8` `18,1` `17,5` `17,0` `16,6`
a

Verwerk deze gegevens in een dubbel steelbladdiagram.

b

Maak boxplots van elk dagdeel afzonderlijk en van de totale dag.

c

Bereken voor beide dagdelen afzonderlijk het gemiddelde en de standaardafwijking.

d

Bereken het gemiddelde en de standaardafwijking van alle metingen van die dag.

e

Geef een verklaring voor de verschillen die je vindt. (Dit is bivariate statistiek. Je bekijkt twee variabelen en hun eventuele samenhang/verschil.)

verder | terug