Breuken kun je vermenigvuldigen of delen.
Bij delen kun je direct gebruiken: `a/b//c/d=a/b*d/c` . Delen door de breuk `c/d` is gelijkwaardig met vermenigvuldigen met de breuk `d/c` .
Hier zie je een paar voorbeelden (ga ervan uit dat je nooit door `0` deelt):
`2/a * 5/a = 10/(a^2)`
`2/a // 5/a = 2/a * a/5 = (2*a)/(5*a) = 2/5` ; opmerking: `a/a = 1` .
`2/a // 5/b = (2b)/(a b) // (5a)/(ab) = (2 b)/(5 a)` of `(2/a) /(5/b) = 2/a * b/5 = (2b)/(5a)`
`(2a)/3*5/(a^2)= (10 a)/(3 a^2) = (10*a)/(3a*a) =10/(3 a)`
`(2 a)/3 // 5/(a^2) = (2 a^3)/(3 a^2) // 15/ (3 a^2) = (2 a^3)/15 = 2/15 a^3` of `((2 a) /3) /( 5/(a^2)) = (2 a)/3 * (a^2)/5 = (2a^3)/15 = 2/15 a^3`
Schrijf als één breuk.
`2/7*3/10`
`2/7 // 3/10`
`2/a*1/b`
`2/a // 1/b`
Schrijf als één breuk.
`2/(3x)*5/(2y)`
`2/x-1/ (2 x)`
`3/(5 x) // (2x)/5`
`2/x+1/ (x+1)`