Je staat op een viaduct over de snelweg A1. Je ziet een auto rijden met een snelheid van `90` km/h. Precies `6` minuten later zie je een tweede auto onder het viaduct uitkomen. Deze tweede auto rijdt `120` km/h en in dezelfde richting als de eerste auto.
Teken bij elk van deze auto’s de grafiek van de afstand tot het viaduct. Zet beide grafieken in één figuur en kies geschikte eenheden.
Na hoeveel minuten heeft de tweede auto de eerste ingehaald? (Gebruik je grafieken of geef een berekening.)