Inleiding

Veel functies ontstaan uit een standaardfunctie door bij de functie een getal op te tellen en/of door de functie met een getal te vermenigvuldigen. De grafieken lijken dan op elkaar. De karakteristieken van die grafiek zijn dan uit die van de standaardfunctie af te leiden. Zo zijn alle functies van de vorm `y=ax+b` af te leiden uit de standaardfunctie `y=x` . Ze hebben bijvoorbeeld dezelfde vorm: een rechte lijn.

Je leert in dit onderwerp:

• grafieken verschuiven en herschalen;

• karakteristieken van verschoven of herschaalde grafieken van standaardfuncties bepalen.

Voorkennis:

• de karakteristieken van een functie bepalen en zo de grafiek goed in beeld krijgen;

• het domein en het bereik van een functie opschrijven;

• werken met de belangrijkste basisfuncties.