Toepassen van formules > Rekenen met variabelen
1234567Rekenen met variabelen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Omdat ze heen en terug dezelfde afstand fietst.

b

`15` km/h. Zie de Uitleg 1 voor een uitgebreide uitwerking.

Opgave 1
a

De reistijd op de heenweg is `a/20` uur en de reistijd op de terugweg is `a/12` uur. Bij elkaar opgeteld is dat de totale reistijd.

b

Ze fietst korter met een snelheid van `20` km/h dan met een snelheid van `12` km/h. Daarom kom je met deze berekening op een te hoge gemiddelde snelheid uit.

Opgave 2

De gemiddelde snelheid over de hele route is:
`(2a)/(a/100 + a/80) = (2a)/((4a)/400 + (5a)/400) = (2a)/((9a)/400) = (2a)/1 // (9a)/400` .

Maak de breuken gelijknamig: `(800a)/400 // (9a)/400 = (800a)/(9a) = 800/9 ~~ 88,9` .

De gemiddelde snelheid over de gehele route is `88,9` km/h.

Opgave 3
a

`1/6*M^(0,5) = 0,15058*M^(0,5378)` geeft `M^(0,5) ~~ 0,90348 M^(0,5378)` .

Beide zijden delen door `M^(0,5378)` betekent dat de exponenten van elkaar moeten worden afgetrokken.

Je krijgt `M^(text(-)0,0378) ~~ 0,90348` en dus `M ~~ 0,90348^(1/(text(-)0,0378)) ~~ 14,7` kg.

b

`sqrt(ab) = sqrt(a)*sqrt(b)`

c

Mogelijke antwoorden zijn: `sqrt(a) + sqrt(a) = 2*sqrt(a)` en `sqrt(a)/sqrt(b) = sqrt(a/b)` .

Opgave 4

`sqrt(1/20*4*M)`

`=`

`0,0341*4^(0,272)*M^(0,613)`

beide zijden kwadrateren

`1/20*4*M`

`=`

`(0,0341*4^(0,272)*M^(0,613))^2`

`a^p*b^p=(ab)^p`

`1/5*M`

`=`

`0,0341^2*(4^(0,272))^2*(M^(0,613))^2`

`(a^p)^q=a^(p*q)`

`1/5*M`

`=`

`0,0341^2*4^(0,544)*M^(1,226)`

beide zijden `*5`

`M`

`=`

`5*0,0341^2*4^(0,544)*M^(1,226)`

beide zijden `:M^(1,226)`

`M/(M^(1,226))`

`=`

`5*0,0341^2*4^(0,544)`

`(a^p)/(a^q)=a^(p-q)`

`M^(text(-)0,226)`

`=`

`5*0,0341^2*4^(0,544)`

beide zijden `M^(1/(text(-)0,226))`

`M`

`=`

`(5*0,0341^2*4^(0,544))^(1/(text(-)0,226))`

oplossing benaderen

`M`

`=`

`277000492,7`

Opgave 5

`y`

`=`

`sqrt(1/20)*sqrt(12,8L)*sqrt(100M)`

`y`

`=`

`sqrt(1/20*12,8L*100M)`

`y`

`=`

`sqrt(64LM)`

`y`

`=`

`sqrt(64)*sqrt(L)*sqrt(M)`

`y`

`=`

`8*L^(0,5)*M^(0,5)`

Dus `c = 8` .

Opgave 6
a

`6/x + 7/(3x) = 18/(3x) + 7/(3x) = 25/(3x)`

b

`(3a)/(6)*a/3 = (3a^2)/18 = (a^2)/6`

c

`x/4 - (4x)/3 = (3x)/12 - (16x)/12 = text(-)(13x)/12`

d

`(2b)/10 // b/6 = (6b)/30 // (5b)/30 = (6b)/(5b) = 6/5`

Opgave 7
a

`x^10*x^3 = x^(10+3) = x^13`

b

`x^3*y^3 = (xy)^3`

c

`(a^2)^7 = a^(2*7) = a^14`

d

`(x^25)/(x^9) = x^(25-9) = x^16`

e

`x^0 = 1`

f

`1/(a^6) = a^(text(-)6)`

Opgave 8
a

`sqrt(5a)*sqrt(2c) = sqrt(5a*2c) = sqrt(10ac)`

b

`3sqrt(a) + 5sqrt(a) = 8sqrt(a)`

c

`(sqrt(12b))/(sqrt(2b)) = sqrt((12b)/(2b)) = sqrt(6)`

d

`sqrt(2a)*sqrt(5b)*sqrt(10) = sqrt(2a*5b*10) = sqrt(100ab) = sqrt(100)*sqrt(ab) = 10sqrt(ab)`

Opgave 9

Los de vergelijking `3,018*s^(1,212)=94` op.

`3,018*s^(1,212)`

`=`

`94`

beide zijden `:3,018`

`s^(1,212)`

`=`

`94/(3,018)`

beide zijden `s^(1/(1,212))`

`s`

`=`

`(94/(3,018))^(1/(1,212))`

oplossing benaderen

`s`

`~~`

`17`

De gevraagde snelheid is `50+17 = 67` km/h.

(naar: examen wiskunde C vwo in 2011, tweede tijdvak)

Opgave 10

Maak een tabel met afgeronde boetebedragen en de toenames.

snelheidsoverschrijding (km/h) `4` `5` `6` `7` `8` `9`
boete (€) `16` `21` `26` `32` `38` `43`
toename (€) ` ` `5` `5` `6` `6` `5`

De stijging van de afgeronde boetebedragen is soms afnemend.

(naar: examen wiskunde C vwo in 2011, tweede tijdvak)

Opgave 11
a

Nee, als `T_P` kleiner wordt, dan wordt `1/(T_P)` groter. Er moet een kleiner getal van `1/(T_A)` worden afgetrokken, zodat `1/T` kleiner moet worden en `T` juist groter.

b

`T_A = 365,25` dagen.
`1/(T_P) = 1/(365,25) - 1/(369,65) ~~ 0,000032589` geeft `T_P ~~ 1/(0,000032589) ~~ 30685` dagen.

c

`164` jaar is `59860` dagen.
`1/T = 1/(365,25)-1/(59860) ~~ 0,0027211` geeft `T ~~ 1/(0,0027211) ~~ 367` dagen.

Opgave 12

`T_P^2 ~~ 3,95*10^(text(-)20)*(1,43*10^9)^3 ~~ 1,155*10^8` , dus `T_P ~~ sqrt(1,155*10^8) ~~ 10747` dagen, en daaruit volgt:
`1/T = 1/(365,25) - 1/(10747) ~~ 0,00265` en `T ~~ 1/(0,00265) ~~ 378` dagen.

Opgave 13
a

`(2x)/y + x/(3y) = (6x)/(3y) + x/(3y) = (7x)/(3y)`

b

`(2x)/y * x/(3y) = (2x^2)/(3y^2)`

c

`(2x)/y - x/(3y) = (6x)/(3y) - x/(3y) = (5x)/(3y)`

d

`(2x)/y // x/(3y) = (6x)/(3y) // x/(3y) = 6`

Opgave 14
a

`x*x*x*x*x = x^5`

b

`2x^3*5x^4 = 10x^7`

c

`(2a^3)^5 = 2^5*a^15 = 32a^15`

d

`(6b^8)/(3b^3) = 2b^5`

e

`a^5*3ab^5 = 3a^6b^5`

f

`(3x)/(x^2) = 3/x`

Opgave 15
a

`4sqrt(x) - 3sqrt(x) = sqrt(x)`

b

`4sqrt(a) + 3sqrt(a) - sqrt(a) - 2sqrt(a) = 4sqrt(a)`

c

`2sqrt(a) + 8sqrt(b) - sqrt(a) + 6sqrt(b) = sqrt(a) + 14sqrt(b)`

d

`sqrt(3a)*sqrt(3b) = sqrt(9ab) = sqrt(9)*sqrt(ab) = 3sqrt(ab)`

e

`2 sqrt(x)*3 sqrt(x) = 6 sqrt(x^2) = 6x` omdat `x ge 0` .

f

`sqrt(50x)/sqrt(5x) = sqrt((50x)/(5x)) = sqrt(10)`

Opgave 16
a

`f(x) = 5(3x^2)^4*6/(x^18) = 5*3^4*(x^2)^4*6*x^(text(-)18) = 5*81*x^8*6*x^(text(-)18) = 2430x^(text(-)10)`

b

`2430x^(text(-)10)`

`=`

`sqrt(500x)`

beide zijden kwadrateren

`(2430x^(text(-)10))^2`

`=`

`500x`

`a^p*b^p=(ab)^p`

`2430^2*(x^(text(-)10))^2`

`=`

`500x`

`(a^p)^q=a^(p*q)`

`5904900*x^(text(-)20)`

`=`

`500x`

beide zijden `:x`

`5904900*x^(text(-)21)`

`=`

`500`

beide zijden `:5904900`

`x^(text(-)21)`

`=`

`500/5904900`

beide zijden `x^(1/(text(-)21))`

`x`

`=`

`(500/5904900)^(1/(text(-)21))`

oplossing benaderen

`x`

`~~`

`1,56`

Opgave 17

Een rivier begint in `A` en stroomt naar rechts. Bij de eerste splitsing gaat `1/(3a)` deel van het water naar `D` . Bij de tweede splitsing gaat `3/(4a)` deel van het water naar `C` . De rest van het water stroomt naar `B` .

Welk deel van het water gaat naar `B` ?

`(6a^2-5a+2)/(6a^2)`

`(12a^2-13a+3)/(12a^2)`

`(22a^2-20a+6)/(22a^2)`

Opgave 18Restzetels
Restzetels
a

`15 329 + 9080 + 8751 = 33 160`
`33 160` stemmen is minder dan de helft van `67 787` stemmen.
`10 + 5 + 5 = 20`
`20` zetels is meer dan de helft van 39 zetels.

b

De kiesdeler is `67787/39 ~~ 1738,128` .

c

PvdA: `15329/(8+1)~~1703`
CDA: `1573`
VVD: `1513`
D66: `1459`
GroenLinks: `1717`
GPV: `1700`
CD: `1365`
SP: `1549`
NCPN: `589`
Van Loenen: `1478`
Enschede Nu: `1418`

GroenLinks heeft met `1717` het grootste gemiddelde, deze partij krijgt de eerste restzetel.

(naar: examen vwo wiskunde C in 2007, eerste tijdvak)

Opgave 19Wind mee, wind tegen
Wind mee, wind tegen
a

Elk meetstation geeft `24*6= 144` waarnemingen per dag door.
Dat zijn in totaal `53*144=7632` waarnemingen per dag.

b

De heenreis duurt `10/25` uur.
De terugreis duurt `10/15` uur.
De totale reistijd is `10/25 + 10/15 = 1 1/15` uur.
De reistijd is die dag `1/15` uur langer dan `1` uur, dat is `1/15*60 = 4` minuten.

c

`1` uur en `20` minuten is `4/3` uur.

`400/(400-w^2)`

`=`

`4/3`

vermenigvuldigen met `3(400-w^2)`

`4(400-w^2)`

`=`

`400*3`

haakjes wegwerken

`1600-4w^2`

`=`

`1200`

beide zijden `-1600`

`text(-)4w^2`

`=`

`text(-)400`

beide zijden `// text(-)4`

`w^2`

`=`

`100`

beide zijden worteltrekken

`w`

`=`

`text(-)sqrt(100) vv w=sqrt(100)`

wortels berekenen

`w`

`=`

`text(-)10vvw=10`

De negatieve waarde van `w` voldoet niet omdat `0 le w lt 20` , dus: `w = 10` .

d

Als `w = 0` , dan `T = 1` .
Als `w gt 0` wordt de noemer van de breuk kleiner dan `400` (de teller blijft constant).
De totale reistijd wordt dan langer ( `T gt 1` ).

e

`1`

`=`

`(400-w^2)/(400-w^2)`

`T`

`=`

`400/(400-w^2)+1`

`T`

`=`

`400/(400-w^2)+(400-w^2)/(400-w^2)`

`T`

`=`

`(400+400-w^2)/(400-w^2)`

`T`

`=`

`(800-w^2)/(400-w^2)`

(naar: examen vwo wiskunde C in 2014, tweede tijdvak)

Opgave 20
a

`22x^9`

a

`(7x)/(6y)`

c

`3/4`

d

`5b^6`

e

`12sqrt(x^2) = 12x`

f

`5`

Opgave 21
a

`a ~~ 3,12` en `b = 0,30` .

b

`a = text(-)0,315` en `b = 10,5` .

verder | terug