Toepassen van formules > Rekenen met variabelen
1234567Rekenen met variabelen

Uitleg

Iemand fietst met de wind mee met een snelheid van `20` km/h. Op de terugweg heeft ze wind tegen. Ze fietst dezelfde afstand terug met een snelheid van slechts `12` km/h.
Hoe groot is haar gemiddelde snelheid over de hele route (heen en terug)?

Noem de afstand van een enkele reis `a` .
De afstand voor de heen- en terugweg is dan `2a` .
De gemiddelde snelheid over de hele route is dan `(2a)/(a/20 + a/12)` .

Deze uitdrukking kun je zo herleiden:

`(2a)/(a/20 + a/12) = (2a)/((3a)/60 + (5a)/60) = (2a)/((8a)/60) = (120a)/60 // (8a)/60 = (120a)/(8a) = 120/8 = 15`

De gemiddelde snelheid is `15` km/h.

Je gebruikt hierbij de bekende rekenregels voor breuken.

Opgave 1

Gebruik de gegevens uit de Uitleg 1.

a

Waarom is de totale reistijd gelijk aan `a/20 + a/12` ?

b

Waarom is het fout om de gemiddelde snelheid te berekenen met: `(20+12)/2 = 16` km/h?

Opgave 2

Iemand rijdt met de auto naar zijn werk met een snelheid van `100`  km/h.
Terug rijdt hij dezelfde route met een snelheid van `80` km/h.
Hoeveel bedraagt de gemiddelde snelheid over deze route heen en terug?

verder | terug