Het rekenen met variabelen noem je algebra.
Je gebruikt dezelfde regels als bij het rekenen met getallen, bijvoorbeeld:
`2a+5a=7a`
(net zoals
`2*3 + 5*3 = 7 * 3`
)
`a*a=a^2`
(net zoals
`3 * 3 = 3^2`
)
Gelijksoortige termen kun je optellen en aftrekken.
Daarmee kun je uitdrukkingen
"korter"
schrijven:
`2a+3a=a+a+a+a+a=5a`
.
Maar
`3a+6b`
kan niet korter.
Bij het rekenen met breuken gebruik je
bij optellen en aftrekken (de breuken eerst gelijknamig maken):
`a/b +- c/d=(a * d) / (b * d) +- (b * c) / (b * d)=(a d +- b c) / (b d)`
bij vermenigvuldigen:
`a/b * c/d = (a * c) / (b * d) = (a c) / (b d)`
bij delen (de breuken eerst gelijknamig maken):
`a/b // c/d = (a * d) / (b * d) // (b * c) / (b * d) = (a d) / (b c)`
Breuken kun je vereenvoudigen door de teller en noemer door hetzelfde te delen.
Er is één maar: door nul delen heeft geen betekenis.
Bij het herleiden van vormen met wortels gebruik je
eigenschappen van wortels | |
`sqrt(a)*sqrt(b)=sqrt(ab)` | `sqrt(a) / sqrt(b)=sqrt(a/b)` |
Bij het herleiden van vormen met machten gebruik je
eigenschappen van machten | ||
`x^0=1` | `x^ (text(-) a) =1/(x^a)` mits `x!=0` | `x^ (1/a) =root[a](x)` mits `x≥0` en `a>0` |
`x^ (a+b) =x^a*x^b` | `x^ (a-b) =(x^a)/(x^b)` mits `x!=0` | `(x^a) ^b=x^ (a*b)` |