Toepassen van formules > Totaalbeeld
1234567Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

`f(x) = 4*6^2*(x^3)^2*4*x^(text(-)18) = 576x^(text(-)12)`

b

`576x^(text(-)12)`

`=`

`sqrt(1000x)`

beide zijden kwadrateren

`(576x^(text(-)12))^2`

`=`

`1000x`

`a^p*b^p=(ab)^p`

`576^2*(x^(text(-)12))^2`

`=`

`1000x`

`(a^p)^q=a^(p*q)`

`331776*x^(text(-)24)`

`=`

`1000x`

beide zijden `: x`

`331776*x^(text(-)25)`

`=`

`1000`

beide zijden `:331776`

`x^(text(-)25)`

`=`

`1000/331776`

beide zijden `x^(1/(text(-)25))`

`x`

`=`

`(1000/331776)^(1/(text(-)25))`

oplossing benaderen

`x`

`~~`

`1,26`

Opgave 2
a

Bij `10` cm hoort `32` % en bij `80` cm hoort `4` %.
Er geldt `10*32 = 320` en `80*4 = 320` , dus `H*p = 320` .
Herleiden geeft een omgekeerd evenredig verband: `H = 320/p` .

b

`p = 5` geeft `H = 320/5 = 64` cm.
`p = 10` geeft `H = 320/10 = 32` cm.
Hoogtes tussen `32` cm en `64` cm boven de grondwaterstand komen in aanmerking.

c

Vochtpercentages van `4` % tot en met `32` %.

d

`320/p = 20` geeft `p = 16` en dus `16` %.

(naar: examen havo wiskunde A in 1990, eerste tijdvak)

Opgave 3

Bij een temperatuurstijging van `15`  °C neemt `L` toe met: `24,3 - 21,9 = 2,4` .
Bij een temperatuurstijging van `3`  °C neemt `L` toe met: `(2,4)/15 * 3 ~~ 0,5` .
De literafstand is `21,9 + 0,5 = 22,4` km.

(bron: examen havo wiskunde A in 2012, tweede tijdvak)

Opgave 4
a

`TK = 25+0,12a`

Om de kosten per folder te berekenen moeten de totale kosten gedeeld worden door het aantal folders:

`TKF = (25+0,12a)/a = 25/a+0,12`

b

Vanwege de vaste kosten van € 0,12 per folder wordt de prijs per folder niet gehalveerd als het aantal folders wordt verdubbeld.

c

Voer in: `y_1 = 25/x + 0,12` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 100` en `0 le y le 5` .

d

`0,12 +25/a = 0,15` geeft `25/a = 0,03` zodat `a = 25/(0,03) ~~ 833,3` .

Vanaf `834` folders.

Opgave 5
a

`68/31 ~~ 2,2` ; `150/68 ~~ 2,2` ; `330/150 = 2,2` ; `726/330 = 2,2` en `1598/726 ~~ 2,2` .
`u` is een meetkundige rij, want het aantal inschrijvingen wordt per vaste tijdseenheid van vier uur steeds met ongeveer dezelfde factor van `2,2` vermenigvuldigd.
Dat is een factor van `2,2^(1/4) ~~ 1,218` per uur.

b

`u_n = u_(n-1)*1,218` met `u_0 = 31` .

c

`u_1 = u_0*1,218 = 31*1,218 = 37,8`

`u_2 = u_1*1,218 = 37,8*1,218 ~~ 46`

Het aantal inschrijvingen is ongeveer `46` .

d

`u_n = 31*1,218^n` met `n = 0, 1, 2, ...`
Dit is een exponentiële rij.

e

`31*1,218^n`

`=`

`2000`

`1,218^n`

`=`

`2000/31`

`n`

`=`

`\ ^(1,218)log(2000/31)~~21,1`

Na ongeveer `21` uur wordt de inschrijving gesloten.

Opgave 6
a

Er is geen sprake van een exponentieel verband, de punten liggen op enkellogaritmisch papier niet op een rechte lijn.

Er is sprake van een machtsverband, de punten liggen op dubbellogaritmisch papier bij benadering op een rechte lijn.

b

Los de ongelijkheid `0,12*G^(0,67) gt 150` op.

`0,12*G^(0,67)`

`gt`

`150`

`0,12*G^(0,67)`

`=`

`150`

`G^(0,67)`

`=`

`1250`

`G`

`=`

`1250^(1/(0,67))~~41903,83`

Het lichaamsgewicht van een zoogdier met een hersengewicht van meer dan `150` gram is meer dan `41903` gram.

Opgave 7
a

`6` dagen

b

`(1,5+0,5)/2 = 1`

c

`1,5 - 1 = 0,5`

d

Lees uit de grafiek af dat op 15 mei de helderheid van de ster maximaal was. De periode is `6` dagen. Op 21 mei, 27 mei en 2 juni is de helderheid weer maximaal.

e

Haal net zo vaak de periode van `6` dagen van 15 juni af tot je een datum overhoudt die je in de grafiek kunt aflezen. Dit geeft: 9 juni, 3 juni, 28 mei, 22 mei, 16 mei. Lees uit de grafiek af dat de helderheid van de ster op 16 mei ongeveer `1,4` was. Dat zal op 15 juni ook zo zijn.

Opgave 8Stijgend waterniveau
Stijgend waterniveau
a

Lees twee punten van de trendlijn af, bijvoorbeeld: `(0, text(-)19)` en `(110, 3)` .
De richtingscoëfficiënt is `a = (3-text(-)19)/(110-0) = 22/110 = 0,2` .
De formule van de trendlijn is: `W = 0,2t-19` .

b

In het jaar 2036 zal het gemiddelde waterniveau voor het eerst boven `10` cm NAP uit komen.

Opgave 9Supersize Me
Supersize Me
a

Er is een recht evenredig verband.

b

`33,6*G = 5000` geeft `G = 5000/(33,6) ~~ 149` kg.
Hij zou `149 - 85 = 64` kg meer wegen.

c

`E_b = 33,6*85 = 2856` dus zijn energieoverschot is `5000 - 2856 = 2144` .
Dat is een gewichtstoename van `2144/7800~~0,275` kg, dat is `275` gram.

d

`E_b = 33,6*G` invullen in `T = 0,000128*(5000 - E_b)` geeft:
`T = 0,000128*(5000 - 33,6*G) = 0,64 - 0,0043008G` .
`a = text(-)0,0043008` en `b = 0,64` .

(naar: examen havo wiskunde A in 2012, eerste tijdvak)

Opgave 10Snelheden
Snelheden
a

Een tijd van 4:44.79 is `284,79` seconden.
Per seconde legde hij `2000/(284,79) ~~ 7,023` meter af.
De gemiddelde snelheid was `7,023*3,6 ~~ 25,28` km/h.

b

`a = 3` invullen in de formule geeft `v = 24,3` .
Het verschil is `24,5-24,3=0,2` (km/h).

c

Los op: `v = (200*a)/(44*a^2 + 1) - 0,07*a + 23 = 30` .
De GR geeft: `x~~0,04` en `x~~0,61` .
De eerste oplossing voldoet hier niet omdat die afstand onder de `100` meter ligt. Het antwoord is ongeveer `0,6` km (of `600` meter).

d

GR: `y_1 = (200*x)/(44*x^2 + 1) - 0,07*x + 23` met `0 le x le 2` en `0 le y le 50` .
Bepaal het maximum van de grafiek, dat geeft `x ~~ 0,151` .
Het maximum is bij `0,151` km (of `151` meter).

(naar: examen vwo wiskunde A1 in 2006, tweede tijdvak)

verder | terug